ECLI:NL:RBDHA:2025:495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
AWB - 23 _ 1734
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leges voor omgevingsvergunning en geschil over ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. die een stallingsbedrijf exploiteert, en de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen aan den Rijn. Het geschil betreft de leges die in rekening zijn gebracht voor de behandeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een gelijkwaardige oplossing voor brandcompartimentering door het plaatsen van een sprinklerinstallatie in plaats van het bouwen van een brandcompartiment. De gemeente heeft leges opgelegd op basis van de kosten van de sprinklerinstallatie, maar eiseres betwistte de hoogte van deze leges en stelde dat het bezwaar tegen de aanslag ontvankelijk was ondanks termijnoverschrijding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, gezien de persoonlijke omstandigheden van de heer Dorrepaal, mede-eigenaar van het bedrijf, die tijdelijk niet in staat was om de post tijdig te verwerken. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar en oordeelde dat voor het in behandeling nemen van de aanvraag van de omgevingsvergunning geen leges in rekening konden worden gebracht, omdat de aanvraag niet betrekking had op een bouwactiviteit in de zin van de wet.

De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die een vergoeding van € 1.360,50 heeft ontvangen voor de rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/1734

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd wonende te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: J. Goede),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen aan den Rijn, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een aanslag leges opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 februari 2023 het bezwaar van eiseres tegen de aanslag niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2024.
Namens eiseres is [naam 1] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.A.G. van Eert.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst voor nader overleg tussen partijen.
Partijen hebben verklaard er in onderling overleg niet uit te komen. Eiseres heeft de bericht dat zij behoefte heeft aan een nadere zitting.
De rechtbank heeft verweerder verzocht om een bouwambtenaar mee te nemen naar de tweede zitting.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2024.
Namens eiseres is [naam 1] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.A.G. van Eert en [naam 2] , casemanager omgevingsvergunningen.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres exploiteert het stallingsbedrijf “ [bedrijfsnaam] ”. Het bedrijf richt zich op het grootschalig stallen van campers, caravans, vouwwagens, oldtimers en boten. Deze objecten worden ondergebracht op een terrein met meerdere loodsen. De oudste loods dateert van 1988.
2. Voor de (her)bouw van de loodsen zijn in het verleden op diverse momenten omgevingsvergunningen afgegeven. In de meest recente aanvraag is onder meer rekening gehouden met de bouw van brandcompartimenten (brandwanden) in de loodsen. Die vergunning is verleend.
3. Eiseres heeft in één van de loodsen één van de vergunde brandcompartimenten niet gebouwd. In plaats daarvan heeft zij in de gehele stalling een sprinklerinstallatie geïnstalleerd. Het niet bouwen van één van de vergunde brandcompartimenten leidt tot strijdigheid met het Bouwbesluit 2012.
4. Tussen partijen heeft in het kader van brandveiligheid overleg plaatsgevonden over het ontbreken van een brandcompartiment en de vervangende sprinklerinstallatie. Eiseres heeft volgens aanwijzing van een medewerker van de gemeente een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend om de strijdigheid met het Bouwbesluit 2012 op te heffen.
5. Op 14 januari 2022 heeft eiseres een aanvraag ‘gelijkwaardige oplossing brandcompartimentering’ ingediend voor het aanbrengen van een sprinklerinstallatie in de loodsen als gelijkwaardige vervanging voor het genoemde brandcompartiment. Bij besluit van 2 juni 2022 is de gevraagde omgevingsvergunning aan eiseres verleend.
6. Eveneens op 2 juni 2022 (verzonden 7 juni 2022) heeft verweerder aan eiseres een aanslag leges voor het in behandeling nemen van de onder 5. bedoelde aanvraag opgelegd ten bedrage van € 10.233,15 (de aanslag). Het bedrag is gebaseerd op de kosten van de sprinklerinstallatie, te weten € 476.000. Op het aanslagbiljet staat de toelichting: ‘2.3.1 Legeskosten activiteit bouw’.
7. Eiseres heeft tegen de aanslag op 28 juli 2022 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is op 29 juli 2022 door verweerder ontvangen. Verweerder heeft het bezwaar vanwege termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Hij heeft het bezwaar gelijktijdig behandeld als verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag en het verzoek afgewezen.

Geschil8. In geschil is of het bezwaar ontvankelijk is en zo ja, of de leges terecht en tot het juiste bedrag in rekening zijn gebracht.

9. Eiseres stelt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding zodat het bezwaar ontvankelijk is. Verder stelt eiseres dat voor de sprinklerinstallatie geen omgevingsvergunning nodig is zodat geen leges kunnen worden geheven. Subsidiair stelt eiseres zakelijk weergegeven dat geen sprake is van bouwkosten, maar van inrichtingskosten zodat de leges tot een te hoog bedrag zijn berekend.
10. Verweerder stelt dat hij het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De aanvraag voor een omgevingsvergunning is volgens verweerder noodzakelijk geweest om de strijdigheid met het Bouwbesluit 2012 op te heffen. Verder stelt verweerder en dat de leges tot het juiste bedrag zijn berekend.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid bezwaar
11. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanslag op 7 juni 2022 is verzonden en dat het bezwaar tegen de aanslag te laat is ingediend. Eiseres stelt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding omdat op het moment van ontvangst sprake was van piekdrukte bij haar bedrijf in combinatie met persoonlijke omstandigheden. De heer [naam 1] , mede-eigenaar van het bedrijf en verantwoordelijk voor de afhandeling van post, aan wie de brief geadresseerd was, was tijdelijk niet aan het werk vanwege (de aanloop naar) een medische bevalling van zijn vrouw en in verband daarmee de op hem rustende zorg voor zijn twee oudere kinderen. Zijn werkzaamheden op locatie zijn weliswaar opgevangen door onder andere zijn gepensioneerde vader, maar de ongeopende envelop met daarin de aanslag is blijven liggen. Eiseres wijst er op dat de heer Dorrepaal de aanslag niet verwachtte, aangezien tijdens de gesprekken met de gemeente over de vraag of het mogelijk was de in de oorspronkelijke bouwvergunning vereiste compartimentering te vervangen door een sprinklerinstallatie niet over leges gesproken is. De aanvraag omgevingsvergunning is geheel op aanwijzen van de gemeente gedaan, ook daarbij is over leges niet gesproken. Eerst na een half jaar na indiening van de aanvraag is de aanslag verstuurd. De heer Dorrepaal heeft de aanslag in de laatste week van juli 2022 onder ogen gekregen en toen zo snel mogelijk bezwaar gemaakt.
12. Er is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding wanneer een belanghebbende pas na het verstrijken van de termijn een bezwaarschrift heeft ingediend als gevolg van hem niet toe te rekenen omstandigheden en dat hij, nadat die omstandigheid zich niet langer voordeed, het bezwaarschrift zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd, heeft ingediend. [1] De rechtbank is van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Gelet op de door eiseres omschreven en door verweerder niet betwiste omstandigheden, was zij redelijkerwijs niet in staat om tijdig bezwaar te maken. Met net iets meer dan één week is de termijnoverschrijding bovendien gering. Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, het beroep is om die reden gegrond en de rechtbank zal de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigen. Verweerder heeft bij de uitspraak op bezwaar zijn weigering om de aanslag ambtshalve te verminderen toegelicht. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder het bezwaar, indien dit niet wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk zou zijn verklaard, ongegrond zou hebben verklaard op de gronden, waarop de weigering om de aanslag ambtshalve te vermindering is gebaseerd. De rechtbank zal uit proceseconomische redenen, conform de wens van partijen, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht het beroep inhoudelijk behandelen en bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
De aanslag
13. Ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals deze luidde tot 1 januari 2024, is het, voor zover hier van belang, verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk (lid 1 onder a).
Bij de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning wordt, onder meer, getoetst of het bouwplan voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. In het onderhavige geval gaat het om het Bouwbesluit 2012, dit is het Bouwbesluit zoals dit luidde tot 1 januari 2024. De voorschriften aangaande de brandveiligheid van gebouwen zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit 2012.Artikel 1.3. van het Bouwbesluit 2012 luidt, voor zover hier van belang:
Gelijkwaardigheidsbepaling
1.Aan een in hoofdstuk 2 tot en met 7 gesteld voorschrift behoeft niet te worden voldaan indien het bouwwerk of het gebruik daarvan anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van veiligheid , bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid , energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met de in die hoofdstukken gestelde voorschriften.
(…)
3.Een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in het eerste lid wordt bij het gebruik van het bouwwerk in stand gehouden.
(…)’
14. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Legesverordening Alphen aan den Rijn, zoals deze tot 1 januari 2024 luidde, worden de leges geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel (de Tarieventabel).
In artikel 2.3 van de Tarieventabel, zoals deze luidde tot 1 januari 2024, omschrijft het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een project aldus: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. Artikel 2.3.1 van de Tarieventabel luidt:
Bouwactiviteiten
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:
2.3.1.1. indien de bouwkosten niet meer bedragen van € 200.000 2,032% van de bouwkosten, met een minimumtarief van € 39,10
2.3.1.2 indien de bouwkosten meer dan € 200.000 en niet meer dan € 1.000.000 bedragen
€ 4.064,00 vermeerderd met 2,2352% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 200.000 te boven gaan
(…)’
Verweerder heeft in dit geval de leges voor de omgevingsvergunning gebaseerd op de kosten van de aanschaf en installatie van de sprinklerinstallatie van € 476.000.
15. Tussen partijen is niet in geschil dat in het onderhavige geval de activiteit bestaat uit het aanleggen van een sprinklerinstallatie in de reeds gebouwde ruimte, niet aard- of nagelvast verbonden met het gebouw en in principe demontabel en dat dit op zich geen (bouw)activiteit is waarvoor een omgevingsvergunning behoort te worden gevraagd.
Verweerder stelt dat bij de verlening van de eerdere vergunning eisen zijn gesteld aangaande de aan te brengen compartimentering teneinde te verzekeren dat wordt voldaan aan de eisen van het bouwbesluit. Eiseres beoogt met het installeren van een sprinklerinstallatie vrijstelling te krijgen van de door het Bouwbesluit 2012 geëiste compartimenteringsvoorschriften. Verweerder stelt dat daarom voor het installeren een bouwvergunning moet worden aangevraagd en dat de kosten van de installatie van de sprinklerinstallatie daarom de kosten zijn op basis waarvan de hoogte van de voor die bouwvergunning verschuldigde leges worden vastgesteld.
16. Eiseres heeft bij de vraag naar de aanvraagnaam ingevuld dat het gaat om “Gelijkwaardige oplossing compartimentering” en bij de vraag naar de projectomschrijving “Gelijkwaardige oplossing brandcompartimentering: sprinklerinstallatie”. Het door het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) in reactie op deze aanvraag genomen besluit luidt:
“Wij besluiten de omgevingsvergunning te verlenen op grond van artikel 2.1 en 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en toepassing te geven aan artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012 om gelijkwaardige oplossingen toe te passen.
De vergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken deel uitmaken van de vergunning.
De omgevingsvergunning wordt verleend voor de volgende activiteit(en):
- het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo).”
17. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee geen aanvraag gedaan en/of vergunning verleend voor het aanleggen van een sprinklerinstallatie. Voor die aanleg is geen omgevingsvergunning vereist en ook is niet getoetst of de sprinklerinstallatie voldoet aan eisen van het Bouwbesluit 2012. Wat wel is getoetst is of de aanleg van een sprinklerinstallatie voldoende is om vrijstelling te verlenen van de in de (eerste) omgevingsvergunning gestelde eis van compartimentering (dit is aanbrengen van een scheidingswand) in loods 7. Niet in geschil is dat de aanwezigheid van een sprinklerinstallatie het gebouw veel (brand)veiliger maakt dan de compartimentering voorzien in de eerste omgevingsvergunning. B&W heeft wel terecht gesteld dat zonder de vrijstelling sprake is van een met het Bouwbesluit 2012 strijdige situatie. Voor het opheffen van die strijdige situatie diende eiseres een nieuwe vergunning voor het bouwen van de loods zonder compartimentering in te dienen, waarbij verweerder toetst of vrijstelling wordt verleend van de krachtens het Bouwbesluit 2012 gestelde compartimenteringseis op voorwaarde dat eiseres de sprinklerinstallatie aanlegt en aangelegd houdt.
18. De rechtbank is van oordeel dat voor het in behandeling nemen van de aanvraag van de omgevingsvergunning, waarbij vrijstelling van de compartimenteringseis wordt verleend in verband met het aanbrengen en in stand houden van de sprinklerinstallatie geen leges in rekening kunnen worden gebracht, berekend op basis van de kosten van aanschaf en aanleg van de sprinklerinstallatie. De in behandeling genomen aanvraag betreft niet de “bouw” van een sprinklerinstallatie en de aan de aanschaf en aanleg van die installatie verbonden kosten zijn geen bouwkosten in de zin van de Tarieventabel. De rechtbank voegt hieraan toe dat vaststelling van de leges op grond van de kosten verbonden aan de aanleg van de gelijkwaardige oplossing een risico met zich brengt van willekeurige belastingheffing en dat niet is gegarandeerd dat wordt voldaan aan artikel 229b van de Gemeentewet. De Tarieventabel, zoals deze luidde tot 1 januari 2024, voorziet niet in een apart tarief voor het heffen van leges voor de extra toets of sprake is van een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in artikel 1.3. van het Bouwbesluit 2012. De rechtbank merkt op dat de Tarieventabel, zoals deze luidt vanaf 1 januari 2024 wel een dergelijk tarief kent (artikel 2.38, eerste lid, onder a: Als de aanvraag om toestemming voor een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet betrekking heeft op een bouwactiviteit, bedraagt het tarief, per uur: € 100,00).
Vorenstaande betekent dat voor het in behandeling nemen van de aanvraag geen leges in rekening kunnen worden gebracht. De rechtbank zal, onder de bepaling dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar, het bezwaar gegrond verklaren en de aanslag van 2 juni 2022 vernietigen.
Proceskosten
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van onder meer de reiskosten van haar gemachtigde (vlucht van en naar Gran Canaria) en de kosten van het bijwonen van de zittingen van 21 augustus 2024 en 3 december 2024 door haar gemachtigde. In totaal verzoekt zij om een vergoeding van € 1.247,48. De rechtbank stelt vast dat aan eiseres beroepsmatig rechtsbijstand is verleend. Gelet hierop stelt de rechtbank de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand forfaitair vast op € 1.360,50 (1 punt voor het verschijnen ter zitting van 21 augustus 2024 en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting van 3 december 2024 met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1). Reiskosten en eventuele andere kosten voor het inschakelen van de gemachtigde zijn begrepen in deze forfaitaire vergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot nihil en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.360,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.B.K. Stroosnier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).