Geschil8. In geschil is of het bezwaar ontvankelijk is en zo ja, of de leges terecht en tot het juiste bedrag in rekening zijn gebracht.
9. Eiseres stelt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding zodat het bezwaar ontvankelijk is. Verder stelt eiseres dat voor de sprinklerinstallatie geen omgevingsvergunning nodig is zodat geen leges kunnen worden geheven. Subsidiair stelt eiseres zakelijk weergegeven dat geen sprake is van bouwkosten, maar van inrichtingskosten zodat de leges tot een te hoog bedrag zijn berekend.
10. Verweerder stelt dat hij het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De aanvraag voor een omgevingsvergunning is volgens verweerder noodzakelijk geweest om de strijdigheid met het Bouwbesluit 2012 op te heffen. Verder stelt verweerder en dat de leges tot het juiste bedrag zijn berekend.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid bezwaar
11. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanslag op 7 juni 2022 is verzonden en dat het bezwaar tegen de aanslag te laat is ingediend. Eiseres stelt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding omdat op het moment van ontvangst sprake was van piekdrukte bij haar bedrijf in combinatie met persoonlijke omstandigheden. De heer [naam 1] , mede-eigenaar van het bedrijf en verantwoordelijk voor de afhandeling van post, aan wie de brief geadresseerd was, was tijdelijk niet aan het werk vanwege (de aanloop naar) een medische bevalling van zijn vrouw en in verband daarmee de op hem rustende zorg voor zijn twee oudere kinderen. Zijn werkzaamheden op locatie zijn weliswaar opgevangen door onder andere zijn gepensioneerde vader, maar de ongeopende envelop met daarin de aanslag is blijven liggen. Eiseres wijst er op dat de heer Dorrepaal de aanslag niet verwachtte, aangezien tijdens de gesprekken met de gemeente over de vraag of het mogelijk was de in de oorspronkelijke bouwvergunning vereiste compartimentering te vervangen door een sprinklerinstallatie niet over leges gesproken is. De aanvraag omgevingsvergunning is geheel op aanwijzen van de gemeente gedaan, ook daarbij is over leges niet gesproken. Eerst na een half jaar na indiening van de aanvraag is de aanslag verstuurd. De heer Dorrepaal heeft de aanslag in de laatste week van juli 2022 onder ogen gekregen en toen zo snel mogelijk bezwaar gemaakt.
12. Er is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding wanneer een belanghebbende pas na het verstrijken van de termijn een bezwaarschrift heeft ingediend als gevolg van hem niet toe te rekenen omstandigheden en dat hij, nadat die omstandigheid zich niet langer voordeed, het bezwaarschrift zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd, heeft ingediend.De rechtbank is van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Gelet op de door eiseres omschreven en door verweerder niet betwiste omstandigheden, was zij redelijkerwijs niet in staat om tijdig bezwaar te maken. Met net iets meer dan één week is de termijnoverschrijding bovendien gering. Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, het beroep is om die reden gegrond en de rechtbank zal de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigen. Verweerder heeft bij de uitspraak op bezwaar zijn weigering om de aanslag ambtshalve te verminderen toegelicht. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder het bezwaar, indien dit niet wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk zou zijn verklaard, ongegrond zou hebben verklaard op de gronden, waarop de weigering om de aanslag ambtshalve te vermindering is gebaseerd. De rechtbank zal uit proceseconomische redenen, conform de wens van partijen, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht het beroep inhoudelijk behandelen en bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
13. Ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals deze luidde tot 1 januari 2024, is het, voor zover hier van belang, verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk (lid 1 onder a).
Bij de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning wordt, onder meer, getoetst of het bouwplan voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. In het onderhavige geval gaat het om het Bouwbesluit 2012, dit is het Bouwbesluit zoals dit luidde tot 1 januari 2024. De voorschriften aangaande de brandveiligheid van gebouwen zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit 2012.Artikel 1.3. van het Bouwbesluit 2012 luidt, voor zover hier van belang:
‘Gelijkwaardigheidsbepaling
1.Aan een in hoofdstuk 2 tot en met 7 gesteld voorschrift behoeft niet te worden voldaan indien het bouwwerk of het gebruik daarvan anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van veiligheid , bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid , energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met de in die hoofdstukken gestelde voorschriften.
(…)
3.Een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in het eerste lid wordt bij het gebruik van het bouwwerk in stand gehouden.
(…)’
14. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Legesverordening Alphen aan den Rijn, zoals deze tot 1 januari 2024 luidde, worden de leges geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel (de Tarieventabel).
In artikel 2.3 van de Tarieventabel, zoals deze luidde tot 1 januari 2024, omschrijft het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een project aldus: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. Artikel 2.3.1 van de Tarieventabel luidt:
‘Bouwactiviteiten
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:
2.3.1.1. indien de bouwkosten niet meer bedragen van € 200.000 2,032% van de bouwkosten, met een minimumtarief van € 39,10
2.3.1.2 indien de bouwkosten meer dan € 200.000 en niet meer dan € 1.000.000 bedragen
€ 4.064,00 vermeerderd met 2,2352% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 200.000 te boven gaan
(…)’
Verweerder heeft in dit geval de leges voor de omgevingsvergunning gebaseerd op de kosten van de aanschaf en installatie van de sprinklerinstallatie van € 476.000.
15. Tussen partijen is niet in geschil dat in het onderhavige geval de activiteit bestaat uit het aanleggen van een sprinklerinstallatie in de reeds gebouwde ruimte, niet aard- of nagelvast verbonden met het gebouw en in principe demontabel en dat dit op zich geen (bouw)activiteit is waarvoor een omgevingsvergunning behoort te worden gevraagd.
Verweerder stelt dat bij de verlening van de eerdere vergunning eisen zijn gesteld aangaande de aan te brengen compartimentering teneinde te verzekeren dat wordt voldaan aan de eisen van het bouwbesluit. Eiseres beoogt met het installeren van een sprinklerinstallatie vrijstelling te krijgen van de door het Bouwbesluit 2012 geëiste compartimenteringsvoorschriften. Verweerder stelt dat daarom voor het installeren een bouwvergunning moet worden aangevraagd en dat de kosten van de installatie van de sprinklerinstallatie daarom de kosten zijn op basis waarvan de hoogte van de voor die bouwvergunning verschuldigde leges worden vastgesteld.
16. Eiseres heeft bij de vraag naar de aanvraagnaam ingevuld dat het gaat om “Gelijkwaardige oplossing compartimentering” en bij de vraag naar de projectomschrijving “Gelijkwaardige oplossing brandcompartimentering: sprinklerinstallatie”. Het door het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) in reactie op deze aanvraag genomen besluit luidt:
“Wij besluiten de omgevingsvergunning te verlenen op grond van artikel 2.1 en 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en toepassing te geven aan artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012 om gelijkwaardige oplossingen toe te passen.
De vergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken deel uitmaken van de vergunning.
De omgevingsvergunning wordt verleend voor de volgende activiteit(en):
- het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo).”
17. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee geen aanvraag gedaan en/of vergunning verleend voor het aanleggen van een sprinklerinstallatie. Voor die aanleg is geen omgevingsvergunning vereist en ook is niet getoetst of de sprinklerinstallatie voldoet aan eisen van het Bouwbesluit 2012. Wat wel is getoetst is of de aanleg van een sprinklerinstallatie voldoende is om vrijstelling te verlenen van de in de (eerste) omgevingsvergunning gestelde eis van compartimentering (dit is aanbrengen van een scheidingswand) in loods 7. Niet in geschil is dat de aanwezigheid van een sprinklerinstallatie het gebouw veel (brand)veiliger maakt dan de compartimentering voorzien in de eerste omgevingsvergunning. B&W heeft wel terecht gesteld dat zonder de vrijstelling sprake is van een met het Bouwbesluit 2012 strijdige situatie. Voor het opheffen van die strijdige situatie diende eiseres een nieuwe vergunning voor het bouwen van de loods zonder compartimentering in te dienen, waarbij verweerder toetst of vrijstelling wordt verleend van de krachtens het Bouwbesluit 2012 gestelde compartimenteringseis op voorwaarde dat eiseres de sprinklerinstallatie aanlegt en aangelegd houdt.
18. De rechtbank is van oordeel dat voor het in behandeling nemen van de aanvraag van de omgevingsvergunning, waarbij vrijstelling van de compartimenteringseis wordt verleend in verband met het aanbrengen en in stand houden van de sprinklerinstallatie geen leges in rekening kunnen worden gebracht, berekend op basis van de kosten van aanschaf en aanleg van de sprinklerinstallatie. De in behandeling genomen aanvraag betreft niet de “bouw” van een sprinklerinstallatie en de aan de aanschaf en aanleg van die installatie verbonden kosten zijn geen bouwkosten in de zin van de Tarieventabel. De rechtbank voegt hieraan toe dat vaststelling van de leges op grond van de kosten verbonden aan de aanleg van de gelijkwaardige oplossing een risico met zich brengt van willekeurige belastingheffing en dat niet is gegarandeerd dat wordt voldaan aan artikel 229b van de Gemeentewet. De Tarieventabel, zoals deze luidde tot 1 januari 2024, voorziet niet in een apart tarief voor het heffen van leges voor de extra toets of sprake is van een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in artikel 1.3. van het Bouwbesluit 2012. De rechtbank merkt op dat de Tarieventabel, zoals deze luidt vanaf 1 januari 2024 wel een dergelijk tarief kent (artikel 2.38, eerste lid, onder a: Als de aanvraag om toestemming voor een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet betrekking heeft op een bouwactiviteit, bedraagt het tarief, per uur: € 100,00).
Vorenstaande betekent dat voor het in behandeling nemen van de aanvraag geen leges in rekening kunnen worden gebracht. De rechtbank zal, onder de bepaling dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar, het bezwaar gegrond verklaren en de aanslag van 2 juni 2022 vernietigen.
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van onder meer de reiskosten van haar gemachtigde (vlucht van en naar Gran Canaria) en de kosten van het bijwonen van de zittingen van 21 augustus 2024 en 3 december 2024 door haar gemachtigde. In totaal verzoekt zij om een vergoeding van € 1.247,48. De rechtbank stelt vast dat aan eiseres beroepsmatig rechtsbijstand is verleend. Gelet hierop stelt de rechtbank de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand forfaitair vast op € 1.360,50 (1 punt voor het verschijnen ter zitting van 21 augustus 2024 en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting van 3 december 2024 met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1). Reiskosten en eventuele andere kosten voor het inschakelen van de gemachtigde zijn begrepen in deze forfaitaire vergoeding.