ECLI:NL:RBDHA:2025:4910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
NL25.5434 en NL25.5436
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde asielaanvragen van Azerbeidzjaanse eisers door de Rechtbank Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee Azerbeidzjaanse eisers tegen de afwijzing van hun herhaalde asielaanvragen. De eisers hebben op 26 oktober 2023 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen op 29 januari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen op 12 maart 2025 behandeld, waarbij eisers bijgestaan werden door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvragen terecht heeft afgewezen, omdat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun vrees voor vervolging in Azerbeidzjan. De rechtbank oordeelt dat de ingediende documenten, waaronder een kopie van een arrestatiebevel, niet op echtheid zijn te onderzoeken en dat de verklaringen van de eisers inconsistent zijn. De rechtbank bevestigt dat de eisers geen recht hebben op asiel en dat de inreisverboden voor twee jaar in stand blijven. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen proceskostenvergoeding toegekend aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.5434 en NL25.5436

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer 1] ,
[naam 2], eiseres
V-nummer: [nummer 2] ,
mede voor hun minderjarige kinderen, tezamen aan te duiden als: eisers
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. J. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun herhaalde asielaanvragen. Eisers hebben op 26 oktober 2023 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met de bestreden besluiten van 29 januari 2025 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft verder het terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken gehandhaafd, dat eisers reeds bij beschikking van 23 maart 2023 hebben gehad. Ook krijgen eisers een inreisverbod van twee jaar.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 12 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister de asielaanvragen van eisers heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank acht de beroepen ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De procedure over de eerste asielaanvraag
3. Bij besluit van 24 maart 2023 heeft de minister de eerste asielaanvragen van eisers als ongegrond afgewezen. In die procedure waren de volgende relevante elementen onderscheiden: a) identiteit, nationaliteit en herkomst; b) eiser heeft gewerkt als beveiliger bij SOCAR, en heeft hierdoor problemen ondervonden met enkele collega’s. De minister heeft beide elementen geloofwaardig geacht, maar heeft niet gevolgd dat eisers bij terugkeer nog te vrezen hebben voor die collega’s. Het beroep van eiser tegen deze beslissing is bij uitspraak van 8 augustus 2023 door deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, ongegrond verklaard. Ook het hoger beroep van eisers is op 7 september 2023 ongegrond verklaard. [1] Daarmee staat het besluit van 24 maart 2023 in rechte vast.
Het herhaalde asielrelaas
4. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eisers hebben de Azerbeidzjaanse nationaliteit. Eisers stellen een document te hebben ontvangen van de familie van eiser waaruit zou blijken dat eiser gezocht wordt door de politie in Azerbeidzjan.
De bestreden besluiten
5. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst.
  • Eiser wordt gezocht door de Azerbeidzjaanse politie.
6. De minister heeft zich wederom op het standpunt gesteld dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn (asielmotief 1). Gezien het feit dat dit asielmotief al in rechte vaststaat, begrijpt de rechtbank de minister aldus dat de minister geen nieuwe feiten en omstandigheden aanwezig acht om daarover thans anders te oordelen.
6.1.
De minister heeft zich verder op het standpunt gesteld dat niet geloofwaardig is dat eiser wordt gezocht door de Azerbeidzjaanse politie (asielmotief 2). De minister heeft gesteld dat eisers verklaringen niet zijn onderbouwd met documenten. Verder vormen eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. Eisers hebben slechts een kopie van het arrestatiebevel overgelegd, die niet op echtheid is te onderzoeken. Eisers hebben verder wisselend verklaard over of het arrestatiebevel een origineel of een kopie is. Daarnaast zijn de verklaringen over hoe het arrestatiebevel is verkregen niet samenhangend, klopt de inhoud van de vertaling van het arrestatiebevel niet, volgt uit het arrestatiebevel niet dat eiser wordt gezocht vanwege het ontnemen van goederen van zijn werk maar ziet het op andere delicten, en hebben eisers geen oproep kunnen overleggen van drie andere rechtszittingen waarbij zaken tegen hen zouden zijn behandeld.
Objectieve documenten ter onderbouwing van het asielmotief
7. Eisers voeren aan dat zij nieuwe feiten en omstandigheden naar voren hebben gebracht in de vorm van een arrestatiebevel, waarmee zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar het land van herkomst een gegronde vrees voor vervolging of ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM hebben. Zij stellen dat ze behalve een kopie ook het origineel hebben afgegeven bij het indienen van de aanvraag. Eisers menen dat de minister op grond van de samenwerkingsplicht gehouden is om nader onderzoek te doen naar de echtheid van het arrestatiebevel. Ter zitting hebben eisers toegelicht dat ze daarmee bedoelen dat de minister een individueel ambtsbericht had moeten opvragen, waaruit zou kunnen blijken dat er een arrestatiebevel ten aanzien van eiser was uitgevaardigd.
8. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat het originele arrestatiebevel daadwerkelijk is ingeleverd toen de aanvraag werd gedaan, en waar het eventuele origineel van het arrestatiebevel is, is noch voor de minister, noch voor eisers te achterhalen. De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat een kopie van een arrestatiebevel niet op echtheid te onderzoeken is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister verder niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat geen aanleiding bestaat een individueel ambtsbericht te vragen. Uit de vertaling van het document blijkt niet dat eiser wordt gezocht vanwege het vervreemden van goederen. Aangezien het vervreemden van goederen de kern is van het asielrelaas, is de inhoud van het document, zelfs als uit een ambtsbericht zou blijken dat die inhoud klopt, niet op te vatten als onderbouwing van het asielrelaas.
8.1.
De rechtbank oordeelt dat het beroep op het arrest L.H. van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie) [2] evenmin slaagt. Dit arrest ziet op de vraag of er sprake is van nieuwe elementen of bevindingen in de zin van de Procedurerichtlijn indien de authenticiteit van de ingebrachte documenten, waarmee de persoon die om internationale bescherming verzoekt het bestaan van dergelijke elementen of bevindingen wil aantonen, niet is of kan worden vastgesteld. In onderhavige zaak staat niet ter discussie of eisers nieuwe relevante elementen of bevindingen naar voren hebben gebracht. De minister heeft het ingebrachte arrestatiebevel betrokken bij de beoordeling van de herhaalde asielaanvraag en heeft het, zoals blijkt uit de bestreden besluiten, ook inhoudelijk beoordeeld.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
9. Eisers voeren aan dat zij wel degelijk samenhangende en aannemelijke verklaringen hebben afgelegd. Eisers hebben in hun correcties en aanvullingen op het nader gehoor eventuele inconsistenties aangaande het verkrijgen en het overleggen van het arrestatiebevel weerlegd. Eisers stellen dat hun het voordeel van de twijfel moet worden gegeven wat betreft de geloofwaardigheid van hun asielrelaas, omdat ze voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 4, vijfde lid, van de Definitierichtlijn.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat uit artikel 4, vijfde lid, van de Definitierichtlijn niet voortvloeit dat de minister eisers het voordeel van de twijfel zou moeten geven. De minister heeft zich namelijk op het standpunt mogen stellen dat eisers niet eenduidig hebben kunnen vertellen over hoe het arrestatiebevel is verkregen. Dit klemt temeer omdat het arrestatiebevel het nieuwe element vormde dat aanleiding was om opnieuw een asielaanvraag in te dienen. Daarmee had het voor eisers duidelijk moeten zijn dat het overleggen van het originele arrestatiebevel, evenals uitleg over hoe dat bevel in hun bezit is gekomen, in deze herhaalde asielprocedure van groot belang was. Voorts overweegt de rechtbank dat eisers niet aannemelijk hebben kunnen maken waarom de Azerbeidzjaanse autoriteiten zo veel moeite zouden hebben gedaan om het arrestatiebevel bij de ouders van eiser af te leveren, terwijl eisers geen oproepen hebben ontvangen voor de drie gestelde rechtszittingen. Omdat de minister het standpunt heeft mogen innemen dat de verklaringen van eisers niet samenhangend en aannemelijk zijn, voldeed hun relaas niet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de Definitierichtlijn, zodat daaruit geen verplichting voortvloeide hun het voordeel van de twijfel te gunnen.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepen zijn ongegrond. De afwijzing van de asielaanvragen en de inreisverboden voor de duur van twee jaar blijven in stand. Daarmee staat ook vast dat eisers moeten terugkeren naar Azerbeidzjan, hetgeen reeds is vermeld in het terugkeerbesluit van 24 maart 2023.
10.1.
Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Dijkstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Hof van Justitie van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.