In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 25 maart 2025, wordt de rechtmatigheid van het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel van een Syrische asielzoeker beoordeeld. De eiser, geboren op een onbekende datum en met een V-nummer, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) om hem in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te plaatsen. Dit besluit werd genomen na een incident op 30 januari 2025, waarbij eiser betrokken was. De rechtbank stelt vast dat eiser de feitelijke beschrijving van het incident en zijn gedragingen niet heeft bestreden, en concludeert dat het COA terecht heeft geoordeeld dat zijn gedrag als bedreigend en van zeer grote impact kan worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser ongegrond zijn, en dat het COA de maatregel op juiste wijze heeft toegepast conform het Maatregelenbeleid. De rechtbank wijst ook op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat de voortduring van de maatregel niet ter toetsing voorligt in deze procedure. De uitspraak eindigt met de beslissing dat de beroepen ongegrond worden verklaard en dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.