ECLI:NL:RBDHA:2025:488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
NL24.45250 en NL24.45251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en afwijzing van voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 16 januari 2025, wordt het beroep van eiseres, een Algerijnse nationaliteit hebbende, tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen op basis van het besluit van 15 november 2024, waarin werd gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiseres had verzocht om een voorlopige voorziening, maar de rechtbank oordeelt dat dit verzoek niet meer nodig is.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 en artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank stelt vast dat eiseres op of omstreeks 18 november 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en dat haar gemachtigde op 22 november 2024 heeft aangegeven geen contact meer te hebben gehad met eiseres. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.45250 en NL24.45251
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de (voorzieningen)rechter in de zaken tussen

[naam], eiseres/verzoekster,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en de daarbij gevraagde voorlopige voorziening. Eiseres stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. De minister heeft de aanvraag met de bestreden besluit van 15 november 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 en artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiseres procesbelang?
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. [1] In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
3. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres op of omstreeks 18 november 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiseres heeft bij bericht van 22 november 2024 aangegeven dat hij geen contact meer heeft gehad met eiseres. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiseres geen prijs meer stelt op de door haar verzochte bescherming en op een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen procesbelang meer heeft.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk.
5. Aangezien thans op het beroep wordt beslist, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
6. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, voor zover het de hoofdzaak betreft, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.