Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent);
€ 187 (honderdzevenentachtig euro) moet vergoeden.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn echtgenote en twee kinderen. De aanvraag is op 21 februari 2024 ingediend, en verweerder, de minister van Asiel en Migratie, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn echter met drie maanden verlengd, waardoor de deadline op 21 augustus 2024 viel. Eiser heeft verweerder op 20 september 2024 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 9 oktober 2024 is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
Verweerder heeft verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden tot de aanvraag in behandeling kan worden genomen, maar de rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. De rechtbank stelt dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval, en legt een langere beslistermijn op.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 453,50 aan eiser. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen de gestelde termijn een besluit op de aanvraag bekend te maken.