ECLI:NL:RBDHA:2025:4697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
23 maart 2025
Zaaknummer
AWB 24-5988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier op basis van schijnhuwelijk en tegenstrijdige verklaringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ behandeld. De aanvraag was afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 8 december 2022, en het bezwaar daartegen werd op 6 maart 2024 eveneens afgewezen. Eiseres, van Surinaamse nationaliteit, was getrouwd met de referent, een Nederlandse man, maar de rechtbank concludeert dat er sprake is van een schijnhuwelijk. Eiseres en referent hebben op essentiële punten tegenstrijdige verklaringen afgelegd over hun relatie, wat de geloofwaardigheid van hun huwelijk in twijfel trekt. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres en referent niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun relatie duurzaam en exclusief is. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, waardoor de afwijzing van de verblijfsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/5988

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.H.E. Wanrooij),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf bij familie- of gezinslid’.
1.1
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 8 december 2022 (primaire besluit) afgewezen.
1.2
Met het bestreden besluit van 6 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
De rechtbank heeft beroep op 29 januari 2025 op zitting behandeld. Aanwezig waren referent [referent] en de gemachtigde van eiseres. Namens verweerder is met voorafgaand bericht niemand op zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1969 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Eiseres wenst verblijf bij dhr. [referent] (referent), die geboren is op [geboortedatum 2] 1948 en de Nederlandse nationaliteit heeft. Eiseres en referent zijn blijkens de overgelegde huwelijksakte op 4 maart 2022 met elkaar getrouwd in Suriname.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen, omdat op basis van de gehoren wordt geconcludeerd dat er sprake is van een schijnhuwelijk tussen eiseres en referent. Op essentiële punten over de relatie hebben zij tegenstrijdig, summier en bevreemdend verklaard. Ook de antecedentenverklaring is kennelijk onjuist ingevuld, nu eiseres in Nederland veroordeeld is geweest voor strafbare feiten en om die reden ongewenst verklaard is geweest. Omdat eiseres en referent niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een duurzame, exclusieve relatie hebben, is van strijd met artikel 8 van het EVRM [1] geen sprake. In bezwaar zijn aanvullende stukken ingebracht, een mondelinge zienswijze op de aanpassing van de BRP-registratie en foto’s/video’s van de huwelijksceremonie tussen eiseres en referent in Suriname. Ook is een hoorzitting in bezwaar met eiseres en referent gehouden. Verweerder heeft geconcludeerd dat dit alles de conclusies in bezwaar niet anders maakt en heeft de afwijzing van de aanvraag bij het bestreden besluit gehandhaafd.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat sprake is van een schijnhuwelijk. De gemeente Nieuwegein heeft de BRP registratie van het huwelijk, anders dan verweerder vroeg, niet willen schrappen. Erkend is dat eiseres en referent een naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig gesloten huwelijk hebben met elkaar. Daarbij zijn zij gedwongen te trouwen om het verblijf van eiseres te legaliseren, omdat dit niet gelukt is bij eerdere aanvragen.
4.1
Ten aanzien van de simultane gehoren stelt eiseres dat verweerder erkend heeft dat de kwaliteit van de video-/audio-verbinding van slechte kwaliteit was, dat de gemachtigde van eiseres/referent hierbij niet aanwezig was en dat referent, gelet op zijn leeftijd, niet gewend was om intieme vragen te beantwoorden.
4.2
Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met artikel 8 EVRM. Verder is sprake van ongelijke behandeling, nu eerdere echtgenotes van referent wel een verblijfsvergunning hebben kregen, terwijl er ook in die relaties sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil met referent. Daarbij is ten onrechte tegengeworpen dat eiseres ongewenst verklaard is geweest, nu uit stukken blijkt dat deze ongewenstverklaring eerder expliciet is opgeheven door verweerder.
4.3
Tot slot voert eiseres aan dat de gevolgen van deze besluitvorming onevenredig zwaar zijn, dat de hardheidsclausule te restrictief wordt uitgelegd en dat er geen sprake is van ‘menselijke maat’.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
Kwaliteit van het gehoor
6. De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat eiseres en referent in hun belangen zijn geschaad door de gestelde problemen tijdens de gehoren. Niet is aannemelijk gemaakt of onderbouwd dat de slechte kwaliteit van de video-/en audioverbinding ertoe heeft geleid dat zij de vragen niet goed verstaan en/of beantwoord hebben of dat zij niet de mogelijkheid hebben gehad om te verklaren over hun relatie, zoals zij dat wensten. Desgevraagd heeft referent op de zitting nog een nadere toelichting kunnen geven en is ook eiseres vanuit de zittingszaal nog telefonisch ingebeld om een nadere toelichting te geven.
Schijnhuwelijk
7. Uit vaste rechtspraak [2] van de hoogste vreemdelingenrechter volgt dat van een vreemdeling en de gestelde partner mag worden verwacht dat zij over essentiële gebeurtenissen in hun gemeenschappelijke leven eensluidende verklaringen afleggen.
7.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres en referent op essentiële punten verschillend en tegenstrijdig hebben verklaard, onder andere over de namen van broers, zussen, ouders en kinderen, het verloop van de huwelijksceremonie en de dagelijkse bezigheden. Nu juist deze verklaringen zien op onderdelen die een liefdesrelatie van een vriendschappelijke relatie onderscheiden, heeft verweerder doorslaggevend gewicht aan de verklaringen op deze onderdelen mogen toekennen. Verweerder heeft aan de essentiële onderdelen van de verklaringen van eiseres en referent dan ook meer gewicht mogen toekennen dan aan de minder relevante verklaringen. De verduidelijkingen die eiseres en referent tijdens de hoorzitting hebben geprobeerd te geven, maken dit niet anders, nu verweerder terecht geconcludeerd heeft dat ook deze tegenstrijdig zijn en daarom de twijfel over de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres en referent niet wegnemen.
7.2
De enkele stelling dat eiseres en referent een naar internationaal privaatrecht geldig huwelijk hebben gesloten en dat de gemeente [gemeente] dit huwelijk niet uit de BRP heeft willen schrappen, maakt dat niet anders. Daarmee is namelijk nog niet aannemelijk gemaakt dat de relatie tussen eiseres en referent duurzaam en exclusief van aard is en niet is aangegaan voor het verkrijgen van een verblijfsrecht. Het betoog dat eiseres en referent gedwongen zouden worden om te trouwen, omdat anders gezinshereniging niet mogelijk is, is onjuist. Bij de beoordeling van een duurzame en exclusieve relatie gaat het om de feitelijke invulling en beleving van de relatie en niet om de formele status daarvan. Dat aanvragen van referent om een verblijfsvergunning voor eerdere partners zijn afgewezen omdat hij niet gehuwd zou zijn, kan niet tot een ander oordeel leiden. Iedere aanvraag wordt beoordeeld op zijn eigen merites en naar de feiten en omstandigheden van die relatie op dat moment.
7.3
Alles in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiseres en referent niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen echtgenoten. Dit standpunt houdt ook stand als eiseres in het verleden niet ongewenst verklaard was geweest.
Artikel 8 EVRM
8. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen beroep toekomt op artikel 8 EVRM, nu verweerder heeft mogen concluderen dat geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. Verder is niet gebleken van een bijzondere afhankelijkheid tussen eiseres en haar in Nederland wonende zussen.
Onevenredige hardheid
9. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat van onevenredige hardheid in dit geval niet is gebleken. Eiseres en referent hebben niet met concrete argumenten onderbouwd waarom de hardheidsclausule in dit geval te restrictief is uitgelegd of waaruit deze hardheid of onevenredigheid blijkt.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de verblijfsvergunning regulier op goede gronden aan eiseres geweigerd heeft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier. Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd
te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2434