ECLI:NL:RBDHA:2025:4692

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
NL24.47906
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van veilig land van herkomst met betrekking tot Senegal

In deze zaak heeft eiseres, een Senegalese vrouw, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag werd afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Senegal als veilig land van herkomst is aangemerkt. Eiseres stelt dat zij door haar vader wordt gedwongen om opnieuw met haar ex-echtgenoot te trouwen en dat de afwijzing onterecht is, omdat Senegal niet als veilig kan worden beschouwd voor haar. De rechtbank heeft de zaak op 7 februari 2025 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. De rechtbank verwijst naar de geldende wetgeving en eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat een land als veilig kan worden aangemerkt, zelfs als bepaalde groepen, zoals LHBTI-ers, zijn uitgesloten van deze aanwijzing. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar situatie anders is dan die van de algemene bevolking van Senegal, die als veilig wordt beschouwd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst niet in strijd is met de Europese richtlijnen, en dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond rechtmatig was.

De rechtbank heeft de conclusie getrokken dat het beroep ongegrond is en dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 maart 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL24.47906
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq), en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 29 november 2024, waarbij verweerder de asielaanvraag van eiseres heeft afgewezen als kennelijk ongegrond (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling

1. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Op 10 november 2024 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend. Zij heeft daarbij een echt bevonden Senegalees paspoort overgelegd, waaruit blijkt dat zij de Senegalese nationaliteit heeft en dat zij is geboren op [datum] 2000. Eiseres heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij door haar vader wordt gedwongen om opnieuw met haar ex- echtgenoot te trouwen. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond
1, omdat eiseres afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Zij kan tegen de door haar gestelde problemen dan ook de bescherming inroepen van de Senegalese autoriteiten. Omdat de aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond, is bepaald dat eiseres Nederland onmiddellijk moet verlaten. Daarnaast is tegen eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd. Eiseres stelt zich in beroep op het standpunt dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Senegal ten onrechte is aangewezen als veilig land van herkomst.
4. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw
2kan een asielaanvraag worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn
3als de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn.
5. Verweerder heeft Senegal aangewezen als veilig land van herkomst. Op 21 augustus 2023 heeft een laatste herbeoordeling plaatsgevonden en is deze aanwijzing gehandhaafd.
4Verweerder heeft LHBTI-ers en personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging van de aanwijzing uitgezonderd.
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 1 februari 2017
5geoordeeld dat het mogelijk is om een derde land als veilig land van herkomst aan te merken met uitzondering van één of meer groepen. Dit is niet in strijd met de Procedurerichtlijn, aldus de Afdeling.
7. Eiseres voert in beroep aan dat de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst niet juist is omdat daarbij LHBTI-ers en mensen die strafrechtelijk worden vervolgd als groepen zijn uitgesloten van de aanwijzing. In het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 4 oktober 2024
6is geoordeeld dat het concept veilig land van herkomst alleen kan worden toegepast wanneer het gehele grondgebied van een derde land voldoet aan de materiële voorwaarden voor een aanwijzing als veilig land. Eiseres stelt dat het naar analogie evenmin mogelijk is om groepen uit te zonderen van een aanwijzing als veilig land van herkomst. Zij wijst op de hierover aan het Hof gestelde prejudiciële vragen van het Tribunale ordinario di Firenze van 4 juni 2024
7en naar uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 8 januari 2025
8.
8. Ter toelichting heeft eiseres verwezen naar haar uiteenzetting bij de Afdeling in het hoger beroep van verweerder tegen de uitspraak van de zittingsplaats Roermond van 8 januari 2025. Daarin wijst eiseres op het vereiste dat een land in het algemeen en op duurzame wijze als veilig moet kunnen worden beschouwd om als veilig land van herkomst te kunnen worden aangewezen. Dit betekent volgens eiseres dat ook een land voor zijn bevolking als geheel in beginsel veilig moet zijn. Eiseres bestrijdt de visie van verweerder dat artikel 36 van de Procedurerichtlijn een basis biedt voor het uitzonderen van groepen. Verder merkt zij op dat de (oude) Procedurerichtlijn 2005/85 wel voorzag in uitzonderingsbepalingen, maar dat deze bewust niet zijn overgenomen in de huidige Procedurerichtlijn. Daarnaast verwijst eiseres naar het voorstel voor Verordening (EU) 2024/1348.
9Hierin is expliciet de mogelijkheid opgenomen om groepen uit te zonderen van een aanwijzing als veilig land van herkomst. Dit alles wijst er volgens haar op dat de Uniewetgever in de huidige Procedurerichtlijn de mogelijkheid van het uitzonderen van bepaalde groepen heeft willen uitsluiten. Eiseres merkt tot slot op dat de aanwijzing als veilig land van herkomst gevolgen heeft voor de wijze waarop de aanvraag van een asielzoeker uit dat land wordt behandeld: er wordt dan uitgegaan van een weerlegbaar rechtsvermoeden van voldoende bescherming, er geldt een versnelde procedure en een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag als kennelijk ongegrond heeft geen schorsende werking. Deze afwijking van de normale asielprocedure moet restrictief worden toegepast, aldus eiseres.
9. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van de hiervoor genoemde rechtspraak van de Afdeling.
10. Het arrest van het Hof van 4 oktober 2024 gaat allereerst niet over het uitzonderen van groepen bij de aanwijzing van een derde land als veilig land van herkomst. Het Hof laat zich hierover ook niet uit. De Afdeling heeft daarentegen in haar uitspraak van 1 februari 2017 geconcludeerd dat de totstandkomingsgeschiedenis van de Procedurerichtlijn geen aanleiding geeft om te concluderen dat het uitzonderen van groepen niet mogelijk is.
10Daarbij geldt dat de in de (oude) Procedurerichtlijn 2005/85 opgenomen uitzonderingsmogelijkheden, waar eiseres naar verwijst, niet zien op het uitzonderen van groepen zoals hier in het geding. De mogelijkheid destijds om een land als veilig aan te wijzen voor een specifieke groep van personen betrof immers een wezenlijk andere bevoegdheid, spiegelbeeldig aan het uitzonderen van een groep.
11Bij het aanwijzen van een veilige groep stond niet de veiligheid van een land als geheel centraal, dit in tegenstelling tot de regeling van artikel 36 en 37 van de huidige Procedurerichtlijn.
11. Zoals het Hof overweegt in het arrest van 4 oktober 2024
12is voor de aanwijzing als veilig land van herkomst vereist dat kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging of een reëel risico op ernstige schade. De enkele omstandigheid dat één of meer groepen zijn uitgezonderd van de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst, maakt niet op voorhand dat deze randvoorwaarde niet in acht is genomen. Verweerder heeft juist benadrukt dat Senegal in het algemeen gezien en op duurzame wijze als veilig kan worden beschouwd en dat er geen sprake is van systematische vervolging of blootstelling aan ernstige schade van enige groep binnen de bevolking van Senegal. Verweerder is er echter wel mee bekend dat LHBTI-ers en strafrechtelijk vervolgden in Senegal in individuele gevallen niet veilig zijn. Het is om die reden dat verweerder heeft besloten om LHBTI-ers en strafrechtelijk vervolgden op voorhand als groep uit te zonderen van de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst.
13Zou verweerder dat niet hebben gedaan, dan zou het voor de hand liggen dat het rechtsvermoeden dat uitgaat van de aanwijzing in bedoelde individuele gevallen zou worden weerlegd, zoals bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Procedurerichtlijn. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 1 februari 2017 heeft overwogen moet de uitzondering van groepen zoals hier daarom worden gezien als begunstigend beleid.
14Verweerder geeft hiermee blijk van bijzondere aandacht voor de uitgezonderde groepen in het licht van de algemene veiligheidssituatie in het veilig land van herkomst. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerders beoordeling van de feitelijke positie van LHBTI-ers of strafrechtelijk vervolgden in Senegal niet juist is. De rechtbank volgt dan ook niet de visie van eiseres dat het uitzonderen van genoemde groepen in het geval van Senegal leidt tot het oprekken van de toepasbaarheid van artikel 37 van de Procedurerichtlijn.
12. De enkele omstandigheid dat het voorstel voor een nieuwe Unierechtelijke Verordening er in voorziet dat de lidstaten bij de aanwijzing van een derde land als veilig land van herkomst uitzonderingen kunnen maken voor ‘duidelijk identificeerbare categorieën personen’ leidt de rechtbank gelet op het voorgaande niet alsnog tot de conclusie dat de Procedurerichtlijn in de weg staat aan de door verweerder gekozen toepassing.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen ziet de rechtbank geen aanleiding om het beroep aan te houden in afwachting van de beantwoording van de bij het Hof aanhangige prejudiciële vragen van het Tribunale ordinario di Firenze.
14. De aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst betekent dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat eiseres bij de Senegalese autoriteiten terecht kan voor bescherming tegen de door haar gestelde problemen. Eiseres heeft niet gesteld dat zij tot één van deze uitgezonderde groepen behoort. Eiseres heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen verweerders conclusie dat Senegal voor haar persoonlijk niet als veilig land kan worden aangemerkt. Verweerder heeft de aanvraag daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
15. De conclusie dat het beroep ongegrond is betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 maart 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
1. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
2 Vreemdelingenwet 2000
3 Richtlijn 2013/32/EU
4 Kamerstukken II, 2022/23, 19 637, nr. 3159.
5 Gepubliceerd onder: ECLI:NL:RVS:2017:210.
6 het arrest CV, gepubliceerd onder: ECLI:EU:C:2024:841.
7 Zaaknummer C-388/24
8 Gepubliceerd onder: ECLI:NL:RBDHA:2025:190.
9 Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU.
10 Zie rechtsoverweging 6.10 van de uitspraak met het kenmerk ECLI:NL:RVS:2017:210.
11 Zie rechtsoverweging 6.8 van de uitspraak met het kenmerk ECLI:NL:RVS:2017:210.
12 Punt 68 van het arrest CV, gepubliceerd onder ECLI:EU: C:2024:841.
13 Zie rechtsoverweging 6.3 van de uitspraak met het kenmerk ECLI:NL:RVS:2017:210.
14 Zie rechtsoverweging 6.14 van de uitspraak met het kenmerk ECLI:NL:RVS:2017:210.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.