Overwegingen
1. Nu met het bestreden besluit alsnog op het bezwaar van eiseres en referent is beslist, heeft eiseres geen belang meer bij beoordeling van het beroep, voor zover dat is gericht tegen het niet-tijdig nemen van een besluit. Dat beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Eiseres is geboren op [datum] 1997 en heeft Marokkaanse nationaliteit. Eiseres wil in Nederland bij referent (haar echtgenoot) komen wonen. Op 13 juni 2023 heeft referent een aanvraag ingediend om aan eiseres met dat doel een mvv te verlenen. Bij de aanvraag heeft referent toegelicht dat hij werkzaam is in loondienst. Naar aanleiding van de hierover door referent verstrekte informatie heeft verweerder reden gezien om de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) te vragen onderzoek te doen naar het door eiser gestelde dienstverband. De NLA heeft op 7 december 2023 schriftelijk aan verweerder gerapporteerd.
3. Verweerder heeft hierna de aanvraag afgewezen en deze beslissing in bezwaar gehandhaafd, omdat niet aan het middelenvereiste wordt voldaan. Verweerder is van oordeel dat het bij de aanvraag opgegeven dienstverband van referent is gefingeerd. Referent heeft de twijfels over zijn dienstverband die zijn ontstaan naar aanleiding van de bevindingen van de NLA niet kunnen wegnemen in bezwaar. Het weigeren van de gevraagde vergunning is volgens verweerder niet in strijd met recht op eerbiediging van het gezinsleven, zoals gewaarborgd door artikel 8 van het EVRM.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt dat sprake is van een reëel dienstverband. In het bezwaarschrift is toegelicht dat afwijkingen in de arbeidstijdenregistratie ten opzichte van de initiële planning van werkzaamheden worden veroorzaakt door het materiaal, de weersomstandigheden en de prioriteiten in het werk. Daarnaast wordt ten onrechte verweten dat geen bewijsstukken zijn overgelegd in de bezwaarfase en dat geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om te worden gehoord op het bezwaar. Eiseres heeft afgezien van de hoorzitting op basis van de mededeling dat verweerder naar aanleiding van het bezwaar geen vragen aan haar had. Indien verweerder bewijsstukken van eiseres verlangde, had het op zijn weg gelegen om eiseres hier tijdens een hoorzitting op te wijzen. Door eiseres is in de bezwaarfase aangeboden om aanvullende informatie te overleggen, waaronder video’s van de werkzaamheden van referent. Verweerder is ten onrechte niet op dat aanbod ingegaan. Tot slot stelt eiseres dat er geen enkele reden is om de uitoefening van het recht op gezinshereniging te weigeren. Zij verwijst daarbij naar artikel 8 van het EVRMen artikel 4 van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
De rechtbank oordeelt als volgt
5. Verweerder heeft in de toelichting van referent op zijn gestelde werkzaamheden in loondienst aanleiding kunnen zien voor nader onderzoek: Zoals is overwogen in het primaire besluit hebben referent en [B.V. 1] (thans [B.V. 2]) een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten , waarbij referent per 1 maart 2023 in dienst trad bij deze werkgever in de functie van installateur, terwijl referent geen relevante werkervaring had en daarvóór van 3 december 2020 tot 28 februari 2023 een uitkering had op grond van de Participatiewet. Daarnaast had verweerder aan de hand van de door referent overgelegde bankafschriften vastgesteld dat referent op verschillende dagen en tijden heeft gepind, terwijl hij volgens zijn eigen arbeidstijdenregistratie op die momenten aan het werk moest zijn. Ten derde heeft verweerder in de primaire beslissing opgemerkt dat referent gehuwd is geweest met de zus van de bestuurder/enig aandeelhouder van [B.V. 2].
6. Verweerder baseert zijn conclusie dat sprake is van een gefingeerd dienstverband (verder) op de volgende constateringen: De NLA heeft in zijn rapport van 7 december 2023 vastgesteld dat de arbeidstijdenregistratie van referent (van 1 maart 2023 tot en met 30 juni 2023) op meerdere dagen afwijkt van de arbeidstijdenregistratie van zijn werkgever. Ook hebben referent en zijn werkgever verschillende verklaringen afgelegd over de locaties waar referent op meerdere dagen aan het werk zou zijn geweest. Verder heeft referent in de periode van 6 april 2023 tot en met 30 juli 2023 zestien pintransacties uitgevoerd, waarbij de locaties van de pintransacties niet overeenkomen met de locaties waarop hij volgens de arbeidstijdenregistratie aan het werk zou zijn geweest. Er is geen vakantietoeslag opgebouwd over de maanden mei tot en met oktober 2023. Referent en zijn werkgever hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat zij geen (ex-)familie van elkaar zijn.
7. Eiseres heeft de feitelijke juistheid van deze bevindingen niet bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op basis deze bevindingen kunnen twijfelen aan het bestaan van een reëel dienstverband. Verweerder stelt in het bestreden besluit verder niet ten onrechte vast dat deze twijfel in bezwaar niet is weggenomen met aanvullende bewijsstukken of aannemelijke verklaringen. De enkele algemene stelling van eiseres in bezwaar en beroep dat afhankelijk van het materiaal, de weersomstandigheden en de prioritering afwijkingen in de registratie kunnen ontstaan, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Voor zover eiseres stelt dat zij een bewijsaanbod heeft gedaan, stelt de rechtbank vast dat dit niet verder is gestaafd en dat ook in beroep aanvullend bewijs voor het aannemen van een reëel dienstverband is uitgebleven.
8. Nu het bestaan van een reëel dienstverband van referent niet is aangetoond, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat niet is voldaan aan het middelenvereiste. Artikel 8 van het EVRM, noch artikel 4 van de Gezinsherenigingsrichtlijn staan in het algemeen in de weg aan de eis van duurzaam zelfstandige en voldoende middelen van bestaan. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom deze eis in haar geval wel in strijd komt met deze bepalingen.
9. Voor zover eiseres stelt dat verweerder referent in bezwaar had moeten horen, stelt de rechtbank vast dat de gemachtigde van eiseres en referent uitdrukkelijk heeft verklaard dat een hoorzitting op het bezwaar achterwege kon blijven. De veronderstelling daarbij van de gemachtigde over de te verwachten uitkomst van het bezwaar laat onverlet dat verweerder in dit geval daarom van het horen heeft kunnen afzien.
10. Het bezwaar tegen het weigeren van een mvv is terecht ongegrond verklaard. Het beroep daartegen is ongegrond. Gelet hierop bestaat geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van het door eiseres betaalde griffierecht.
11. Omdat eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaarschrift, zal verweerder in zoverre in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 907 (1 punt voor het indienen van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 907 per punt en een wegingsfactor 0,5). De wegingsfactor 0,5 is van toepassing, nu het beroep alleen gegrond is voor zover dit betrekking heeft op het niet-tijdig nemen van een besluit.