ECLI:NL:RBDHA:2025:4669

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
C/09/681701 / FT RK 25/266, C/09/681702 / FT RK 25/267
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van loonbeslag en WSNP-verzoek

In deze zaak heeft verzoekster, die in financiële problemen verkeert, de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht op de opschorting van een loonbeslag dat door Dunea N.V. was gelegd op haar inkomen. Verzoekster stelde dat het loonbeslag haar in een spoedeisende situatie bracht, waardoor zij haar lopende verplichtingen niet kon nakomen. De rechtbank heeft op 20 maart 2025 uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verzoekster onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. Er waren meerdere loonbeslagen gelegd, en zelfs zonder deze beslagen zou de financiële situatie van verzoekster niet stabiel zijn. De rechtbank concludeerde dat er geen acute noodsituatie was die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De schuldhulpverlener had op 19 maart 2025 een gewijzigd verzoek ingediend, maar de rechtbank besloot om het oorspronkelijke verzoek af te wijzen. De verdere behandeling van het WSNP-verzoek is gepland op 10 april 2025, onder de voorwaarde dat een compleet WSNP-verzoek tijdig wordt ingediend.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/681701 / FT RK 25/266, C/09/681702 / FT RK 25/267
beschikking op grond van artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet van 20 maart 2025
[verzoekster] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna: verzoekster,
tegen
Dunea N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
hierna: verweerster,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
Waar deze zaak over gaat
Op 25 februari 2025 heeft verweerster beslag gelegd op het inkomen van verzoekster. Volgens verzoekster is hierdoor voor haar een spoedeisende situatie ontstaan. Verzoekster heeft de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening uit te spreken, waarbij de tenuitvoerlegging van het gelegde beslag wordt opgeschort totdat op het verzoek om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP-verzoek) is beslist. Verzoekster is daardoor in de gelegenheid om de periode tot aan behandeling van haar WSNPverzoek te overbruggen. De rechtbank wijst het verzoek af en legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt informatie over het verloop van de procedure tot nu toe.

1.De procedure

1.1.
Op 14 maart 2025 heeft verzoekster gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet (Fw). Daarbij heeft verzoekster ook een WSNP-verzoek ingediend.
1.2.
Het verzoek houdt in dat verweerster wordt geboden het gelegde beslag op het inkomen van verzoekster op te schorten totdat op het WSNP-verzoek is beslist.
1.3.
Mevrouw Slot, werkzaam bij Noordzij Insolventie, heeft de rechtbank op 17 maart 2025 aanvullende stukken gezonden.
1.4.
Mevrouw mr. M. Spruit, werkzaam bij GGN Mastering Credit B.V., heeft op 17 maart 2025 namens verweerster schriftelijk verweer ingediend en aan de rechtbank laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
1.5.
Het verzoek tot het afgeven van de voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 18 maart 2025. Op deze zitting verschenen:
- verzoekster,
- de heer [naam 1] , echtgenoot van verzoekster,
- mevrouw S.C.A. Slot, schuldhulpverlener van Noordzij Insolventie,
- mevrouw G.G.F. Snoijl, beschermingsbewindvoerder van OnFinance,
- de heer [naam 2] , hierna genoemd.
1.6.
De rechtbank heeft de schuldhulpverlener in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 19 maart 2025 aanvullende stukken in te dienen, waaruit blijkt of sprake is van een of meer gelegde loonbeslagen. Die stukken heeft de rechtbank op diezelfde datum ontvangen.
1.7.
Tijdens de behandeling van de zaak tussen verzoekster en verweerster is ook de zaak tussen de heer [naam 1] en de heer [naam 2] (rekestnummers C/09/681698 / FT RK 25/264, C/09/681699 / FT RK 25/265) behandeld. Deze gezamenlijke behandeling vond plaats vanwege de samenhang tussen beide zaken. Verzoekster en de heer [naam 1] zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en beide zaken betreffen een verzoek om een voorlopige voorziening. Daarbij wordt verzocht om opschorting van de tenuitvoerlegging van het gelegde loonbeslag totdat is beslist op het WSNPverzoek dat verzoekster en de heer [naam 1] gezamenlijk hebben ingediend bij deze rechtbank.

2.Standpunten van partijen

2.1.
Verzoekster stelt, samengevat, dat sprake is van een spoedeisende situatie. Door het loonbeslag is verzoekster niet in staat haar lopende verplichtingen te voldoen, wat tot nieuwe schulden en een onstabiele (financiële) situatie zal leiden. Het verzoek strekt tot opschorting van het door verweerster gelegde loonbeslag totdat is beslist op het WSNP verzoek.
2.2.
Verweerster heeft schriftelijk verweerd gevoerd. De rechtbank zal de punten uit dit verweer, voor zover relevant, in de beoordeling behandelen.

3.De beoordeling

Het doel van de voorlopige voorziening

3.1.
Op grond van artikel 287 lid 4 Fw kan de rechtbank in spoedeisende zaken een voorlopige voorziening geven. Er moet dan sprake zijn van een spoedeisend belang bij de voorziening.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat verzoekster de noodzaak van haar verzoek, en daarmee de spoedeisendheid, onvoldoende heeft aangetoond. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Verzoekster heeft wel aangevoerd dat het door verweerster gelegde loonbeslag een ontwrichtende werking heeft en dat daardoor nieuwe schulden zullen ontstaan, maar dit betekent nog niet dat op dit moment sprake is van een acute noodsituatie waar de gevraagde voorziening voor is bedoeld. Op de zitting is besproken en uit de stukken blijkt dat sprake is van meerdere gelegde beslagen op zowel het inkomen van verzoekster als op het inkomen van haar echtgenoot. Mocht de gevraagde voorziening worden toegewezen, dan zou dat niet leiden tot een verbeterde financiële situatie voor verzoekster en haar echtgenoot. Zij zullen dan nog steeds moeten rondkomen van de beslagvrije voet. Daar komt bij dat de rechtbank is gebleken dat de financiële situatie van verzoekster en haar echtgenoot ook zonder de beslagen niet stabiel zou zijn. In hun maandelijks budgetplan zou in dat geval nog steeds sprake zijn van een tekort. Een en ander maakt dat er op dit moment geen sprake van een spoedeisende situatie in de zin van artikel 287 lid 4 Fw.
3.3.
De schuldhulpverlener heeft op 19 maart 2025 een gewijzigd verzoek ingediend en primair verzocht om de in dat verzoek vermelde loonbeslagen op te schorten. Subsidiair is verzocht om het gewijzigde verzoek op een nieuwe datum verder te behandelen, zodat de overige beslagleggers ook de mogelijkheid krijgen om verweer te voeren.
3.4.
De rechtbank gaat voorbij aan zowel het primaire als het subsidiaire verzoek van de schuldhulpverlener. Zij ziet geen aanleiding om het oorspronkelijke verzoek aan te houden en zal daarop beslissen. Indien verzoekster wil dat ook voor de overige gelegde loonbeslagen een voorlopige voorziening wordt getroffen, kan zij daartoe een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening indienen.
3.5.
Nu vast staat dat onderhavig verzoek niet voldoet aan de in artikel 287 lid 4 Fw gestelde voorwaarden, dient het verzoek te worden afgewezen.
3.6.
De (verdere) behandeling van het WSNP-verzoek zal plaatsvinden op
10 april 2025 om 10:30 uur, onder de voorwaarde dat één week voor voornoemde datum een compleet WSNP-verzoek is overgelegd. Deze termijn is langer wanneer met het WSNP-verzoek ook een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord (inclusief bijlagen), wordt ingediend. In dat geval dienen beide verzoeken drie weken voor voornoemde datum te zijn aangeleverd.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek van [verzoekster] om opschorting van het beslag gelegd door Dunea N.V.;
- bepaalt dat de (verdere) behandeling van het WSNP-verzoek zal plaatsvinden op
10 april 2025 om 10:30 uur, onder de voorwaarde dat één week voor voornoemde datum een compleet WSNP-verzoek is ingediend. Als dat verzoek gepaard gaat met een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord (inclusief bijlagen), moeten deze verzoeken drie weken voor voornoemde datum zijn aangeleverd.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met C. Groesbeek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.