ECLI:NL:RBDHA:2025:4661

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
NL25.11707
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 6 januari 2025 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie en is sindsdien voortgezet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 19 maart 2025 gesloten. Eiser stelde dat de minister onvoldoende voortvarend handelde in het uitzettingsproces, aangezien er al drie weken geen contact was geweest met de Marokkaanse autoriteiten en hij nog niet was gehoord in de bezwaarprocedure tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende voortvarend handelde, gezien de drie rappels en gesprekken die waren gevoerd. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig was. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11707

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 6 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 19 maart 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1988 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 20 januari 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 15 januari 2025 rechtmatig was. [2] Daarom ziet de beoordeling nu op het voortduren van de maatregel van bewaring sinds 15 januari 2025.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Verweerder heeft voor het laatst op 27 februari 2025 gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten; dat is inmiddels al drie weken geleden. Verder ontbreekt in de voortgangsrapportage de vermelding van de lopende bezwaarprocedure over de intrekking van eisers verblijfsvergunning regulier. Eiser is nog niet gehoord in het kader van de bezwaarprocedure en inmiddels is de beslistermijn al langere tijd overschreden door verweerder. Doordat verweerder nalaat eiser te horen en op het bezwaar te beslissen, werkt verweerder niet voldoende voortvarend aan eisers vertrek.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat verweerder sinds 15 januari 2025 driemaal heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten en drie vertrekgesprekken met eiser heeft gevoerd. Hiermee werkt verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. Dat verweerder nog niet heeft beslist op het bezwaar van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning, leidt niet tot een andere conclusie nu dit geen uitzettingshandeling betreft. Dat een eventuele gegrondverklaring van het bezwaar gevolgen zal hebben voor de uitzetbaarheid, is niet van betekenis voor de inspanningen die thans van verweerder mogen worden verlangd in het kader van het uitzettingstraject.
6. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 21 maart 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.ECLI:NL:RBDHA:2025:614, bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 3 maart 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:802).