ECLI:NL:RBDHA:2025:4639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
NL22.15560 en NL22.15575
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van asielvergunningen met terugwerkende kracht en schadevergoeding wegens schending van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de intrekking van asielvergunningen van twee eisers, afkomstig uit Syrië. De intrekking vond plaats met terugwerkende kracht tot 17 juli 2014, op basis van het argument dat de eisers onjuiste informatie hadden verstrekt tijdens hun asielprocedure. De rechtbank heeft eerder in 2021 de beroepen van eisers ongegrond verklaard, maar deze uitspraken zijn in hoger beroep door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met nieuwe feiten en omstandigheden die relevant waren voor de beoordeling van de asielvergunningen.

Eisers hebben in 2019 beroep ingesteld tegen de besluiten van de Minister van Asiel en Migratie, die de asielvergunningen had ingetrokken. De rechtbank heeft de beroepen opnieuw behandeld in januari 2025, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers inmiddels meer dan vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland hebben en zijn voorgedragen voor naturalisatie. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de eisers geen procesbelang meer hebben bij hun beroepen, wat leidt tot een niet-ontvankelijk verklaring van de beroepen.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de redelijke termijn in deze procedure is overschreden, wat resulteert in een schadevergoeding van € 1.500,- voor de eisers. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding en de proceskosten die verband houden met het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen en is openbaar gemaakt op 21 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.15560 en NL22.15575

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser en [eiseres] , eiseres, samen eisers

V-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2]
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G.L. Wischhoff),
alsmede

de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Procesverloop

Bij besluiten van 18 september 2019 (de bestreden besluiten 1) heeft verweerder de aan eisers verleende verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd (asielvergunningen) ingetrokken met terugwerkende kracht tot 17 juli 2014, de ingangsdatum van de asielvergunningen. Daarbij is verder bepaald dat aan eisers niet ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend en dat aan hen geen uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ook is bepaald dat eisers Nederland onmiddellijk dienen te verlaten en is tegen hen een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eisers hebben op 26 september 2019 tegen de bestreden besluiten 1 beroep ingesteld.
Bij besluit van 3 oktober 2019 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bestreden besluit ten aanzien van eiseres ingetrokken en vervangen door een nieuw besluit met dezelfde inhoud, behalve dat aan eiseres geen inreisverbod (meer) is opgelegd.
Bij berichten (met bijlage(n)) van 23 oktober 2019, 25 oktober 2019, 25 juni 2020 en 14 januari 2021 hebben eisers de gronden van hun beroepen aangevuld.
Verweerder heeft op 10 april 2020 en 28 januari 2021 verweerschriften ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 februari 2021 op zitting behandeld.
De rechtbank heeft de beroepen bij uitspraken van 25 maart 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:2974; alleen de uitspraak over eiseres is gepubliceerd) ongegrond verklaard.
Eisers hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken van de rechtbank.
Bij uitspraken van 9 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2274 en ECLI:NL:RVS:2022:2275) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) de hoger beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van 25 maart 2021 vernietigd en de zaken teruggewezen naar de rechtbank.
Eisers hebben op 27 oktober 2022 een aanvullend stuk en op 26 september 2024 en 22 november 2024 aanvullende beroepsgronden ingebracht.
Verweerder heeft op 1 november 2024 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 14 januari 2025 (opnieuw) op zitting behandeld. Ter zitting zijn eisers met hun kinderen verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na afloop van de zitting het onderzoek gesloten.
Op 17 januari 2025 hebben eisers aanvullende beroepsgronden en stukken over hun naturalisatieverzoek ingediend.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek heropend en verweerder op 17 januari 2025 in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de door eisers ingebrachte beroepsgronden en stukken. Op 27 januari 2025 heeft verweerder van deze gelegenheid gebruik gemaakt en heeft verweerder onder meer de kennisgevingen van 24 januari 2025 overgelegd, waarbij eisers zijn voorgedragen voor naturalisatie.
Nadat partijen hiervoor toestemming hebben gegeven, heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft zij op 28 januari 2025 het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft de Staat als partij aangemerkt in verband met het standpunt van eisers dat de redelijke termijn is overschreden.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
1. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 1] 1986. Eiseres heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 2] 1989. Op 17 juli 2014 hebben zij in Nederland asielaanvragen ingediend. Bij beschikkingen van 14 juli 2015 is aan hen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, geldig van 17 juli 2014 tot 17 juli 2019.
1.2.
Bij de bestreden besluiten 1 heeft verweerder de asielvergunningen van eisers ingetrokken met terugwerkende kracht tot 17 juli 2014 op de grond dat zij bij hun asielaanvragen onjuiste gegevens hebben verstrekt of gegevens hebben achtergehouden die tot afwijzing van de asielaanvragen zouden hebben geleid. Op 3 oktober 2019 heeft verweerder ten aanzien van eiseres het bestreden besluit vervangen door bestreden besluit 2.
Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het beroep van eiseres tegen het tot haar gerichte besluit van 26 september 2019 geacht mede te zijn gericht tegen bestreden besluit 2. De rechtbank zal bestreden besluit 1 (ten aanzien van eiser) en bestreden besluit 2 (ten aanzien van eiseres) hierna samen aanduiden als de bestreden besluiten.
1.3.
Bij besluit van 21 februari 2020 heeft verweerder aan eiser een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend, geldig van 11 november 2019 tot 12 juni 2020, en het aan eiser opgelegde inreisverbod opgeheven.
2. Verweerder heeft aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegd dat uit onderzoek in Vision is gebleken dat op 24 juni 2014 aan eiser een Tsjechisch visum is verstrekt met nummer [visumnummer 1] in een Armeens paspoort met nummer [paspoortnummer 1] , op naam van [Naam 1] , geboren op [geboortedatum 1] 1986. Uit onderzoek in Vision is verder gebleken dat aan eiseres op 26 juni 2014 een Tsjechisch visum is verstrekt met nummer [visumnummer 2] in een Armeens paspoort met nummer [paspoortnummer 2] , op naam van [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1989. Hierover hebben eisers tijdens hun asielprocedure gezwegen, terwijl aan hen is gevraagd of zij in het bezit zijn of zijn geweest van een paspoort, welke nationaliteit(en) zij hebben en of zij ooit een visum hebben aangevraagd. Uit algemene ambtsberichten volgt dat men om in het bezit te komen van een Armeens paspoort in persoon een aanvraag moet doen bij de Armeense autoriteiten. Ook een Tsjechisch visum moet in persoon worden aangevraagd bij een consulaire afdeling. Het is daarom niet aannemelijk dat eisers de paspoorten en de visa niet zelf hebben aangevraagd. Aan de door eisers ingebrachte verklaring van de Armeense ambassade, waarin staat dat zij geen burgers van de Republiek Armenië zijn, hecht verweerder geen waarde, nu eisers bij het aanvragen van deze verklaring hun Armeense paspoort niet hebben getoond en ook niet hebben laten nagaan aan wie de paspoorten met nummers [paspoortnummer 1] en [paspoortnummer 2] toebehoren. Niet is gebleken op grond van welk onderzoek de Armeense ambassade de verklaring heeft afgegeven. Gelet op het voorgaande is verweerder tot de conclusie gekomen dat eisers de Nederlandse autoriteiten hebben misleid door onjuiste gegevens te verstrekken of gegevens achter te houden om in het bezit te komen van de asielvergunningen. Verweerder heeft zich in de bestreden besluiten op het standpunt gesteld dat Armenië voor eisers geldt als een veilig land van herkomst en dat er geen aanleiding bestaat om eisers een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen gelet op het bepaalde in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Uitspraak hoger beroep
3. Bij uitspraken van 9 augustus 2022 heeft de Afdeling de hoger beroepen van eisers gegrond verklaard, de rechtbankuitspraken van 25 maart 2021 vernietigd en de zaken teruggewezen naar de rechtbank. De Afdeling heeft de uitspraken van de rechtbank vernietigd omdat de rechtbank de in beroep door eisers ingebrachte stukken had moeten betrekken bij de beoordeling van de beroepsgrond over het privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Daarvoor is redengevend dat deze beoordeling in het kader van een intrekking van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd plaatsvindt. Bij een dergelijke intrekking moet de rechter op grond van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met het tweede lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000, ook rekening houden met nieuwe feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de ambtshalve verlening van een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM.
Verweerschrift
4. In het verweerschrift van 1 november 2024 heeft verweerder, na het uitbrengen van een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten, aangenomen dat eisers afstand hebben gedaan van hun Armeense nationaliteit. Daarom kan Armenië niet langer gelden als veilig land van herkomst. Verweerder stelt zich op het standpunt dat Armenië voor eisers een veilig derde land is. Verweerder handhaaft verder het standpunt dat het evenredigheidsbeginsel zich niet tegen intrekking van de asielvergunningen van eisers verzet.
Beroepsgronden
5. Eisers betogen primair dat verweerder hun asielvergunningen ten onrechte heeft ingetrokken. Daartoe voeren zij aan dat zij geen onjuiste informatie hebben verstrekt of gegevens hebben achtergehouden, aangezien zij niet in bezit zijn of zijn geweest van de Armeense nationaliteit. De paspoorten en visa zijn geheel buiten hen om aangevraagd door de reisagent; eisers hadden hier geen weet van. Daarnaast voeren zij aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat Armenië kan worden aangemerkt als veilig derde land. Tot slot betogen eisers dat verweerder in de bestreden besluiten ten onrechte de belangenafweging in het kader van het familie- en gezinsleven en privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM in hun nadeel heeft laten uitvallen.
Procesbelang
6. Aan eiseres is bij besluit van 1 oktober 2019 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend voor het zoeken en verrichten van arbeid in loondienst, geldig van 12 juli 2019 tot 12 juli 2020. Bij besluit van 26 maart 2020 is de beperking van deze vergunning gewijzigd in ‘arbeid als kennismigrant’. Deze verblijfsvergunning is geldig van 24 maart 2020 tot 24 maart 2025. Aan eiser is bij besluit van 21 februari 2020 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend voor verblijf als familie- of gezinslid bij eiseres verleend, geldig van 11 november 2019 tot 12 juli 2020. Bij besluit van 30 april 2020 is de geldigheidsduur van deze vergunning verlengd tot 24 maart 2025. Bij besluit van 12 november 2024 is aan eiser een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen verleend. Op 24 januari 2025 zijn eisers voorgedragen voor naturalisatie.
6.1.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eisers nog belang hebben bij hun beroepen. Volgens vaste rechtspraak heeft de indiener van een beroepschrift belang als het resultaat dat de indiener nastreeft met het beroep daadwerkelijk kan worden bereikt en voor de indiener van feitelijke betekenis is. Een zuiver principieel of formeel belang is onvoldoende om procesbelang aan te nemen.
6.2.
Eisers hebben inmiddels allebei meer dan vijf jaar aaneengesloten rechtmatig verblijf in Nederland en zijn inmiddels allebei voorgedragen voor naturalisatie. De vrees van eisers dat de bestreden besluiten negatieve gevolgen kunnen hebben voor hun naturalisatie is daarmee ongegrond gebleken en levert dus geen belang (meer) op bij de beroepen.
6.3.
Verder hebben eisers gesteld dat de bestreden besluiten ertoe kunnen leiden dat zij toeslagen moeten terugbetalen. Ter zitting heeft eiseres echter verklaard dat eisers nooit toeslagen hebben ontvangen.
Wel heeft eiseres geld geleend van DUO en zij lost nu af op deze lening. Gesteld noch gebleken is dat het bestaan van deze aflossingsverplichting afhankelijk is van de ingangsdatum van het rechtmatig verblijf van eiseres in Nederland. De bestreden besluiten hebben dus geen negatieve financiële gevolgen voor eisers en ook in zoverre hebben zij geen belang bij de beroepen.
6.4.
Ook stellen eisers dat zij belang hebben omdat zij hun naam gezuiverd willen zien. Wie op het internet zoekt op hun namen, vindt informatie over de asielprocedure en het verstrekken van onjuiste gegevens.
Deze stellingen leveren om verschillende redenen geen belang op bij de beroepen.
6.4.1.
De wens van eisers om hun naam gezuiverd te zien, hoe begrijpelijk misschien ook, is op zichzelf een principieel belang en dat is in beginsel onvoldoende om procesbelang aan te nemen. In deze zaken is dat niet anders, zeker gelet op 6.4.3 van deze uitspraak.
6.4.2.
Eisers hebben niet onderbouwd dat er informatie over hun asielprocedure op het internet is terug te vinden. De uitspraken in hun asielprocedure zijn geanonimiseerd. Overigens betekent een inhoudelijke uitspraak in hun voordeel niet dat de gestelde informatie over hen van het internet verdwijnt.
6.4.3.
Belangrijker nog is dat met de uitspraken van 9 augustus 2022 van de Afdeling definitief is komen vast te staan dat zich een grond voor intrekking van de asielvergunningen voordoet, namelijk het verstrekken van onjuiste gegevens of het achterhouden van gegevens. De rechtbank heeft in haar uitspraken van 21 maart 2021 geoordeeld dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eisers onjuiste informatie hebben verstrekt of gegevens hebben achtergehouden. Eisers hebben hierover geklaagd in hoger beroep. De Afdeling overwoog hierover in de uitspraken van 9 augustus 2022:
“Wat de vreemdeling in de eerste grief en voor het overige in de tweede grief heeft aangevoerd over de confrontatie met informatie uit Vision, mogelijke identiteitsfraude en het gelijkheidsbeginsel leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden daarvoor is dat deze grieven in zoverre geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).”
In een inhoudelijke uitspraak op de beroepen zou de rechtbank hebben beoordeeld of de in beroep door eisers overgelegde stukken een ander licht werpen op de vraag of zij recht hebben op een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM, maar niet of eisers onjuiste gegevens hebben verstrekt of gegevens hebben achtergehouden over (kort gezegd) hun nationaliteit(en). De discussie daarover is geëindigd met de uitspraken van 9 augustus 2022 van de Afdeling. Dat verweerder Armenië in de bestreden besluiten heeft aangemerkt als veilig land van herkomst en dat hij Armenië inmiddels aanmerkt als veilig derde land, kan relevant zijn bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, maar kan niet afdoen aan het oordeel van de Afdeling over het verstrekken van onjuiste gegevens of het achterhouden van gegevens. Een inhoudelijke beoordeling van de beroepen zou dus hoe dan ook niet hebben kunnen leiden tot wat eisers zien als het zuiveren van hun naam en ook in zoverre ontbreekt een (voldoende) belang van eisers bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroepen.
Conclusie wat betreft de beroepen
7. Gelet op het voorgaande hebben eisers geen belang (meer) bij hun beroepen. Dit betekent dat de beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in zoverre geen aanleiding.
Het verzoek om schadevergoeding
8. Eisers hebben aangevoerd dat de redelijke termijn is overschreden en dat zij daarom recht hebben op schadevergoeding.
9. In haar uitspraak van 23 december 2024 (ECLI:NL:2024:5315) heeft de Afdeling haar vaste rechtspraak herhaald dat de redelijke termijn in asielzaken, ook als die gaan over het intrekken van een verblijfsvergunning, begint met het instellen van beroep en dat als uitgangspunt geldt dat in zaken waarin ook hoger beroep wordt ingesteld een totale lengte van de procedure van vier jaar redelijk is. Uitgangspunt voor de vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn is € 500,- per half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.
10. Ter zitting hebben eisers betoogd dat het moment waarop de voornemens tot intrekking van de verblijfsvergunningen zijn uitgebracht moet worden aangemerkt als het moment waarop de redelijke termijn is aangevangen, omdat zij vanaf dat moment in onzekerheid hebben verkeerd over hun verblijfsrecht. Dat standpunt is verdedigbaar, maar beoordeeld en verworpen in de uitspraak van 23 december 2024. De rechtbank ziet onvoldoende reden om die uitspraak niet te volgen.
De rechtbank stelt vast dat eisers op 26 september 2019 beroep hebben ingesteld en dat er tot aan de datum van deze uitspraak in totaal vijf jaar en minder dan zes maanden zijn verstreken. Dit betekent dat de redelijke termijn met (afgerond naar boven) anderhalf jaar is overschreden. Dit betekent dat eisers samen recht hebben op een schadevergoeding van € 1.500,-. Ter zitting hebben eisers desgevraagd verklaard dat zij geen schadevergoeding per persoon vragen.
11. Omdat de overschrijding van de redelijke termijn volledig aan de rechtbank is toe te rekenen, moet de Staat deze schadevergoeding aan eisers betalen.
12. Omdat het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen, ziet de rechtbank aanleiding de Staat te veroordelen in de proceskosten die eisers voor het verzoek om schadevergoeding hebben gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 0,5). Hierbij merkt de rechtbank de beroepen aan als samenhangende zaken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan eisers van een schadevergoeding van € 1.500,-;
- veroordeelt de Staat in de door eisers voor het verzoek om schadevergoeding gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.