ECLI:NL:RBDHA:2025:4595
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij haar referent. De minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze zaak, heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank constateert dat eiseres op 16 december 2024 al eerder beroep had ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die door haar referent was ingediend. In een eerdere uitspraak van 24 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:2831, heeft de rechtbank dit beroep gegrond verklaard en bepaald dat verweerder binnen acht weken na de bekendmaking van die uitspraak alsnog een besluit moest nemen op de aanvraag. Tevens is verweerder in die uitspraak veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten voor het niet tijdig nemen van een besluit.
Aangezien er al een eerdere uitspraak is gedaan over het niet tijdig beslissen op de aanvraag om een mvv, oordeelt de rechtbank dat het onderhavige beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank besluit dat verweerder niet opnieuw zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 19 maart 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.