ECLI:NL:RBDHA:2025:4553
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning niet-tijdelijke humanitaire gronden door de minister van Asiel en Migratie
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot het verlenen van een reguliere verblijfsvergunning op niet-tijdelijke humanitaire gronden. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 13 juni 2023 afgewezen, en het bezwaar van eiseres is bij het bestreden besluit van 16 april 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 28 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres terecht is. Eiseres, met de Guinese nationaliteit, heeft op 28 december 2022 een verblijfsvergunning aangevraagd, maar voldoet niet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning op niet-tijdelijke humanitaire gronden. De minister stelt dat eiseres niet in aanmerking komt voor voortzetting van haar verblijf, omdat zij niet in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning onder de beperking van verblijf als familie- en gezinslid van een persoon met een niet-tijdelijk verblijfsrecht. De rechtbank oordeelt dat het beleid van de minister niet in strijd is met de relevante wetgeving en dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde verblijfsvergunning.
Eiseres betoogt dat het beleid van de minister in strijd is met verschillende verdrags- en wetsartikelen, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank stelt vast dat eiseres gebruik kan maken van andere mogelijkheden om een verblijfsvergunning te verkrijgen, zoals een naturalisatieverzoek dat momenteel in behandeling is. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het nationale beleid niet in strijd is met de relevante richtlijnen en dat er geen aanleiding is voor prejudiciële vragen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.