ECLI:NL:RBDHA:2025:4529
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De eisers, vertegenwoordigd door mr. F.A. van den Berg, hebben hun aanvraag op 30 april 2024 ingediend. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten zitting uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De beslistermijn voor de verweerder was verlengd tot 29 oktober 2024, maar er is geen besluit genomen. Eisers hebben verweerder op 20 november 2024 in gebreke gesteld en hebben op 3 januari 2025 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet op tijd heeft beslist en legt een termijn van twee weken op voor het nemen van een besluit. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor de rechtbank een langere termijn kan opleggen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50 en moet het door eisers betaalde griffierecht van € 194 vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.