ECLI:NL:RBDHA:2025:4469
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens onbekende bestemming van eiser
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 6 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiser op 19 februari 2025 door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers is geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken (MOB). De gemachtigde van eiser heeft op 25 februari 2025 laten weten dat hij geen contact meer heeft met eiser en niet weet waar hij verblijft. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat voorzichtigheid geboden is bij het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.