ECLI:NL:RBDHA:2025:4270

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
09/273593-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van een ontploffing met explosieve constructies en gestolen voertuig

Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 26 augustus 2024 te Leidschendam betrokken was bij de voorbereiding van een ontploffing. De verdachte, die een gestolen Ford Ka bestuurde, werd tijdens een politieachtervolging betrapt op het gooien van een tas met daarin twee gebruiksklare explosieve constructies en elektriciteitssnoeren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij slechts de opdracht had om de pakketten te vervoeren, niet geloofwaardig was. De verdachte werd veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten dat de verdachte in een gestolen auto reed, explosieve materialen bij zich had en een hoog bedrag in het vooruitzicht was gesteld voor de opdracht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde met het risico van levensgevaar en materiële schade, en dat hij zich schuldig maakte aan de voorbereiding van een ontploffing en schuldwitwassen van de kentekenplaten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/273593-24
Datum uitspraak: 19 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
gedetineerd in de PI [plaats 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 10 december 2024 (pro forma) en 6 maart 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.W.J. Krämer naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
Hij op of omstreeks 26 augustus 2024 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter
voorbereiding van het/de te plegen misdrijf/misdrijven, te weten het opzettelijk stichten van een brand en/of het teweeg brengen brengen van een ontploffing waarbij levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) en/of gemeen gevaar voor goederen te duchten is (artikel 157 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een of meer voorwerp(en) en /of stof(fen) en/of vervoermiddelen, te weten (onder meer)
- een van gestolen en/of valse kentekenplaten voorzien (gestolen) voertuig (Ford KA) en/of
- 2 improvised explosive devices en/of
- een batterij en/of accu en/of
- handschoenen
kennelijk bestemd tot het begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of
vervaardigd en/of ingevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 26 augustus 2024 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere wapen(s) van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten (twee)improvised explosive device(s), zijnde een of meerdere voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 26 augustus 2024, te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een Ford KA en/of kentekenplaten met daarop de combinatie [kenteken 1] en/of kentekenplaten met daarop de combinatie [kenteken 2] , althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 – als voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing – tenlastegelegde feit en de onder
2 en 3 tenlastegelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH4R024065 in het onderzoek BERIEL, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer - Leidschendam/Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 189).
De rechtbank heeft de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen, elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] opgemaakt op 26 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 18-22):
Op 26 augustus 2024 omstreeks 05:17 uur reden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , op de Zwaardslootseweg te Zoetermeer. Wij zagen op de kruising in tegenovergestelde richting een zwarte Ford Ka rijden. Deze Ford Ka viel ons op door zijn rijgedrag. Wij zagen dat de bestuurder van de Ford Ka de snelheid verhoogde naar 100 km/h, terwijl 80 km/h was toegestaan. Wij zagen dat de Ford Ka was voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Via onze portofoon hoorden wij dat de kentekenplaten van diefstal afkomstig waren. Wij gaven de bestuurder van de Ford Ka een stopteken.
Wij zagen dat de Ford Ka te Leidschendam de Bovenmeerweg op reed. Vervolgens zagen wij dat de deur van de Ford Ka aan bestuurderszijde, werd geopend tijdens het rijden. Wij zagen dat de bestuurder een rode boodschappentas in de richting van de daar gelegen sloot wierp en dat deze tas in de berm terechtkwam.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , gaf de locatie door waar de rode tas werd neergegooid.
Na enkele honderden meters zagen wij dat de Ford Ka tot stilstand kwam.
Ik zei vervolgens tegen de bestuurder dat hij uit het voertuig moest stappen.
De bestuurder bleek later te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] . Na enkele minuten zagen wij dat een paar honderd meter terug een politievoertuig tot stilstand kwam in de directe omgeving, alwaar de bestuurder de eerder genoemde rode tas, uit de betrokken Ford Ka had gegooid. Wij hoorden via de portofoon dat er mogelijk explosieven in deze rode tas werden aangetroffen. Op de achterbank van de Ford Ka zagen wij een kentekenplaat liggen voorzien van kenteken [kenteken 2] . Hierop kregen wij via onze portofoon te horen dat dit kenteken hoorde bij een zwarte Ford Ka en dat deze Ford Ka van diefstal afkomstig zou zijn.
Vervolgens hebben wij de desbetreffende Ford Ka en voornoemde kentekenplaten in beslag genomen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 26 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 10-14):
Op 26 augustus 2024 was ik, verbalisant [verbalisant 3] , samen met verbalisant [verbalisant 4] , belast met de doorzoeking van de inbeslaggenomen Ford Ka. Ik zag dat er op de vloer voor de bijrijdersstoel een accu lag. Ik zag daar ook een paar werkhandschoenen liggen. Op de achterbank van het voertuig werd door ons een kentekenplaat voorzien van kenteken [kenteken 2] aangetroffen, horende bij de gestolen zwarte Ford Ka. De twee gestolen kentekenplaten, voorzien van kenteken [kenteken 1] , die bevestigd waren op de zwarte Ford Ka, waren op een afwijkende, ongebruikelijke wijze gemonteerd op het voertuig.
3. Het geschrift, inhoudende een aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 17 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 90-92):
Op 17 augustus 2024 deed [naam 1] aangifte van diefstal. Zij verklaarde: Ik ben eigenaar van een Ford Ka, kleur zwart, voorzien van het kenteken [kenteken 2] .
Op 16 augustus 2024 omstreeks 16:00 uur heb ik de auto achter mijn woning te Beverwijk in een parkeervak geparkeerd. Ik heb de auto afgesloten door middel van de handzender op de sleutel. Op 17 augustus 2024 omstreeks 12:00 uur zag ik dat de auto daar niet meer stond.
4. Het geschrift, inhoudende een aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 24 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 94-96):
Aangever verklaarde verklaarde: op 19 augustus 2024 om 17:00 uur zijn in Beverwijk de twee kentekenplaten (voor en achter) van mijn auto, een Ford Ka, voorzien van kenteken [kenteken 1] , gestolen.
5. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 98-100):
Op 26 augustus was ik, verbalisant [verbalisant 5] , samen met ambtenaar van politie Berends, belast met de incidentafhandeling in het werkgebied van politie Zoetermeer. Omstreeks 05.10 uur diezelfde dag hoorde ik op de portofoon dat het andere surveillancevoertuig van politie Zoetermeer achter een voertuig reed die een behoorlijke snelheid had op de Zwaardslootseweg te Zoetermeer. Ik hoorde ambtenaar van politie [verbalisant 2] zeggen dat op de Bovenmeerweg een grote tas uit het voertuig gegooid werd. Op genoemde locatie zag ik een rode bigshoppertas liggen. Ik zag dat er in de tas een zwarte elektriciteitsdraad zat opgerold waarvan de twee uiteindes gestript waren. Ik zag dat er tussen de draad drie pakketjes lagen welke met ducttape ingepakt waren. Ambtshalve is mij bekend dat zulk soort pakketjes veelvoudig gebruikt worden voor plofkraken. Bij het zien van de inhoud van de rode bigshoppertas heb ik de meldkamer in kennis gesteld van mijn bevindingen en gevraagd om de Teamleider Explosieven Verkenning hierheen te sturen.
6. Een proces-verbaal van bevindingen forensische opsporing opgemaakt op 27 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 111-113):
Op 26 augustus 2024, werden explosieven aangetroffen. Op verzoek van bureau Zoetermeer heb ik, verbalisant [verbalisant 6] , brigadier van politie, werkzaam bij de afdeling wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing, een onderzoek ingesteld inzake overtreding van de Wet wapens en munitie. De explosieven werden aangetroffen in een tas in de berm van de Bovenmeerweg te Leidschendam. Omschrijving explosief: 2 IED's (improvised explosive device) in de vorm van fasciapakketten. Met betrekking tot deze voorwerpen is een onderzoek ingesteld door personeel van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD). Uit dit onderzoek is gebleken dat de explosieven voorwerpen zijn bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van een ontploffing. Deze voorwerpen zijn wapens in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II sub 7 van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
7. Een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL1500-2024273759-29, als bijlage behorende bij het Dossier Forensische Opsporing (107 pagina ‘s) in het onderzoek BERIEL, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer - Leidschendam/Voorburg, opgemaakt op 9 februari 2025, voor zover inhoudende:
Op 26 augustus 2024 kregen wij, verbalisanten, [verbalisant 7] , [verbalisant 8] en [verbalisant 9] het verzoek om naar de Bovenmeerweg te Leidschendam te gaan. Daar was na een achtervolging een tas uit een voertuig gegooid, waarin explosieven werden aangetroffen. Naar aanleiding daarvan zijn wij ter plaatse gegaan met onder meer als doel sporen veilig te stellen. Op 13 september 2024 zijn de onderstaande svo's zijn met (onder meer) bijbehorende vraagstelling aangeboden bij het NFI:
SIN AAQR4879NL - monster inhoud pakket 01
SIN AAQR4880NL - monster inhoud pakket 01 (de rechtbank leest: 02)
  • Wat is de chemische samenstelling?
  • Is dit een explosieve stof en zo ja welke?
  • Vallen deze explosieve constructies onder de Wet wapens en munitie?
  • Wat zijn de gevaren voor goederen en personen als deze explosieve constructies tot ontploffing komen?
SIN AAQR4892NL- elektriciteitsdraad pakket 01
SIN AAQR4891NL- elektriciteitsdraad pakket 02
Beschikt het elektrasnoer met een ontstekingsmechanisme (metalen veer aan het
uiteinde) over een gesloten stroomcircuit, met andere woorden heeft dit snoer een
meetbare elektrische weerstand?
8. Een deskundigenverslag, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut getiteld: "Explosievenonderzoek aan twee vermeende explosieve constructies die zijn aangetroffen in een tas die uit een voertuig is gegooid tijdens een achtervolging op de Bovenmeerweg te Leidschendam op 26 augustus 2024", opgemaakt op 17 januari 2025, zaaknummer NFI 2024.13.073, voor zover inhoudende (p. 156-176):
Ontvangen van Politie Eenheid Den Haag via Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) op 30 september 2024 de volgende onderzoeksmaterialen:
Spooridentificatienummer (SIN)
Omschrijving in “Proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige”
AAQR4879NL
“Monster | Poeder | Pakket 1”
AAQR4880NL
“Monster | Poeder | Pakket 2”
Ontvangen van Politie Eenheid Den Haag via Frontdesk NFI op 13 september 2024 de volgende onderzoeksmaterialen:
Spooridentificatienummer (SIN)
Omschrijving in “Proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige”
AAQR4891NL
“Snoer | Pakket 2”
AAQR4892NL
“Snoer | Pakket 1”
ConclusiesOver de door de EODD genomen monsters van de vermeende explosieve ladingen
Wat is de chemische samenstelling?
Is dit een explosieve stof en zo ja welke?
De doffe, donkergrijze poeders van (AAQR4879NL en AAQR4880NL monsters uit pakket 01 en pakket 02) betreffen pyrotechnisch mengsels op basis van kaliumperchloraat, kaliumnitraat en aluminiumpoeder. Pyrotechnische mengsels met deze chemische samenstelling, het waargenomen brandgedrag en dit uiterlijk (poeder) zijn nader te typeren als 'flitspoeder'. Flitspoeder is een krachtige explosieve stof.
Vallen deze explosieve constructies onder de Wet wapens en munitie?
Technisch gezien voldoen dergelijke explosieve constructies aan de definitie van “een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door ontploffing” zoals vermeld in artikel 2, lid 1, categorie II, 7° van de Wet wapens en munitie. De explosieve constructies zijn in ieder geval geschikt voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing.
Wat zijn de gevaren voor goederen en personen als deze explosieve constructies tot ontploffing komen?
Bij een ontploffing van een met tape omwikkeld pakket met hoeveelheden flitspoeder
zoals de twee explosieve constructies aangetroffen in Leidschendam op 26 augustus 2024, zullen effecten als hitte, kortstondige vuurverschijnselen (met een felle witte flits) en een drukgolf met een zeer luide knal optreden. Het met tape omwikkeld pakket wordt uiteengereten en waarbij de tape fragmenteert en gedeeltelijk verbrandt. Materiële schade aan in de directe nabijheid aanwezige omgevingsmaterialen is een gegeven. Er kan scherfwerking optreden van (delen van) deze omgevingsmaterialen, waarbij scherven/brokstukken met veel energie weggeslingerd worden. Dit vergroot de gevaarzetting voor personen en andere goederen in de omgeving. Het gevaar voor personen is sterk afhankelijk van waar de persoon zich bevindt ten tijde van de ontploffing:
  • Voor omstanders binnen een afstand van enkele meters (in een vrije baan) is ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel een gegeven.
  • Wanneer er sprake is van rondvliegende scherven/brokstukken van omgevingsmaterialen, is er tot op enkele tientallen meters afstand van de ontploffing (in een vrije baan) nog gevaar voor ernstig lichamelijk letsel tot dodelijk letsel.
  • Ook is er binnen tientallen meters gevaar voor (al dan niet permanente) gehoorschade.
Beschikt het elektrasnoer met een ontstekingsmechanisme (metalen veer aan het
uiteinde) over een gesloten stroomcircuit, met andere woorden heeft dit snoer een
meetbare elektrische weerstand?
Bij het onderzoek aan de twee binnendraden van het elektrasnoer van
onderzoeksmateriaal [AAQR4891NL) werd een elektrische weerstand gemeten van 1,0 en 1,2 Ω. Een defect (zoals draadbreuk of kortsluiting) aan het elektrisch circuit van
het elektrasnoer van onderzoeksmateriaal [AAQR4891NL) is daarmee uit te sluiten. Dit geldt ook voor het elektrasnoer van onderzoeksmateriaal [AAQR4892NL).
Zoals het NFI-onderzoeksmateriaal [AAQR4891NL] heeft ontvangen, was de metalen veer verbonden met de koperen kernen van slechts één van de twee binnendraden. Wanneer de metalen veer aan het uiteinde werd verbonden met de koperen kernen van beide binnendraden, werd over het elektrisch circuit een weerstand gemeten van 1,9 Ω. Verder heeft het NFI-onderzoek aangetoond dat zo een deugdelijke gloeispiraal wordt verkregen die in staat is om een explosieve lading op basis van flitspoeder te doen ontsteken.
9. Het geschrift betreffende de resultaten insluitingsfouillering, opgemaakt op 26 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 40):
Op maandag 26 augustus 2024 om 06:00 uur kwamen wij aan op het politiebureau in Zoetermeer. Hier heb ik de verdachte gefouilleerd. Ik zag dat de verdachte [verdachte] in zijn broekzak twee (2) labels bij zich droeg van oranje werkhandschoenen en een (1) zwarte bivakmuts.
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 107-109):
Op maandag 26 augustus 2024 werd middels een spoedvordering de historische gegevens van de ANPR van het kenteken [kenteken 1] en [kenteken 2] van maandag 26 augustus 2024 van 00:01 uur tot 05:30 uur opgevraagd.
Op van de opgevraagde gegevens bleek dat het kenteken [kenteken 2] geen ANPR-camera passeerde binnen de opgevraagde periode.
Op basis van de opgevraagde gegevens bleek dat het kenteken [kenteken 1] op 26 augustus 2024 om 03:02:55 uur de ANPR-camera passeerde op de A10 links ter hoogte van hectometerpaal 20.5 te Amsterdam. Vervolgens is het voertuig via de A4 en A13 richting Rotterdam gereden. In Rotterdam passeerde het voertuig op 26 augustus 2024 om 03:38:17 uur de ANPR-camera gelegen in de Maastunnel te Rotterdam in de richting van noord naar zuid.
Op maandag 26 augustus 2024 om 03:53:31 uur passeerde het voertuig de ANPR-camera gelegen in de Maastunnel te Rotterdam in de richting van zuid naar noord. Het voertuig is dus ongeveer 15 minuten geen ANPR-camera gepasseerd.
Vervolgens passeerde het voertuig om 03.58 de ANPR-camera gelegen op de A13 ter hoogte van hectometerpaal 17.5 te Rotterdam. Hierna passeerde het voertuig geen ANPR-camera.
11. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 maart 2025, voor zover inhoudende:
Ik bestuurde de Ford Ka en heb de rode bigshopper tas uit de auto gegooid.
Ik heb een opdracht gekregen van iemand die ik ken. Ik kon er rond de 2000 euro mee verdienen. Ik wist dat het illegaal was.
3.4.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot feiten 1 en 3
Feit 1
Ter onderbouwing van het standpunt van de verdediging dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken, heeft de raadsman aangevoerd, op gronden als verwoord in de pleitnota, dat de verdachte niet wist dat de pakketten die zich in de tas bevonden explosieven waren en dat er geen plan bestond om die explosieven ergens te plaatsen dan wel dat de verdachte daartoe de opdracht had gekregen.
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het onder 1 tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen of stoffen bestemd waren tot het begaan van het opzettelijk stichten van brand en/of het teweegbrengen van een ontploffing. Daartoe dient te worden beoordeeld of die voorwerpen of stoffen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had (vgl. HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213 en HR 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503).
Bij de strafbare voorbereiding van het opzettelijk stichten van brand en/of het teweegbrengen van een ontploffing dient het opzet van de voorbereider niet alleen te zijn gericht op brandstichting dan wel teweegbrengen van een ontploffing, maar moet zijn opzet tevens zijn gericht op het in art. 157 Sr omschreven gevaar, in die zin dat dit opzet betrekking moet hebben op het naar algemene ervaringsregels voorzienbare gevaar van bedoelde voorwerpen en/of stoffen voor de door art. 157 Sr beschermde rechtsgoederen (vgl. HR 5 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4230).
Feiten en omstandigheden
Uit het procesdossier en het verhandelde op de zitting leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
De politie ziet de verdachte tegen half zes in de ochtend ter hoogte van een flitspaal met een te hoge snelheid een auto besturen en zijn snelheid verhogen en zet de achtervolging in.
De verdachte negeert vervolgens het stopteken van de politie en gooit tijdens zijn vluchtpoging een boodschappentas van supermarkt Dirk van den Broek in de berm. Op het moment dat de verdachte door de politie wordt aangehouden, reed hij in een gestolen auto, voorzien van twee gestolen kentekenplaten van een andere auto. De kentekenplaat die aan de voorkant van de auto zat, was bevestigd met een tie-wrap, de kentekenplaat die aan de achterkant van de auto zat, was met één schroef aan de bumper vastgemaakt. In de auto treft de politie een kentekenplaat van de gestolen auto aan, een paar werkhandschoenen alsmede een accu waarmee een explosief tot ontploffing kan worden gebracht. Bij de fouillering van de verdachte zijn labels van een paar werkhandschoenen en een bivakmuts aangetroffen.
In de tas die de verdachte in de berm heeft gegooid worden twee pakketjes gevonden met een totaalgewicht van 1,3 kg met twee elektriciteitssnoeren.
Uit het onderzoek van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) blijkt dat het om twee zogeheten ‘improvised explosive devices’ gaat. Uit het onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) blijkt dat de twee explosieve constructies flitspoeder bevatten, waardoor zij geschikt zijn voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing. Uit het onderzoek van het NFI blijkt verder dat de twee elektriciteits-snoeren een deugdelijk ontstekingsmechanisme hebben dat in staat is om een explosieve lading op basis van flitspoeder te doen ontsteken. Als de explosieve constructies tot ontploffing zouden worden gebracht, dan kan dit zwaar lichamelijk letsel en zelfs dodelijk letsel tot gevolg hebben. Ook kan daarmee aanzienlijke materiële schade aan omgevingsmaterialen worden toegebracht.
De politie heeft ook de rijroute van de auto die de verdachte in de bewuste nacht bestuurde, onderzocht. Die nacht is de verdachte vanuit Amsterdam naar Rotterdam gereden en daarna is de auto gedurende anderhalf uur in de omgeving van Bleiswijk en Zoetermeer geweest die niet op de route ligt tussen Rotterdam en Amsterdam, zijnde de snelweg A4.
Voorbereidingshandelingen
De verdachte bevond zich dus in de zeer vroege ochtend in een gestolen auto met verwisselde kentekenplaten. De verdachte had verder alle spullen en materialen bij zich om een werkend explosief samen te stellen. Daar komt bij dat bij de verdachte werkhandschoenen en een bivakmuts zijn aangetroffen. De aangetroffen explosieve constructies, elektriciteitssnoeren en accu zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm bij uitstek geschikt en bestemd voor het teweegbrengen van een ontploffing. Dat de verdachte een misdadig doel voor ogen had, volgt daaruit, in samenhang bezien met de omstandigheid dat de verdachte reed in een auto met verwisselde kentekenplaten en hij werkhandschoenen en een bivakmuts had, eveneens. Dit wordt eens temeer bevestigd door de afgelegen plek waar de verdachte is aangetroffen en de verklaring van de verdachte zelf: hij kon ongeveer
€ 2000 – een hoog bedrag – verdienen met een opdracht waarvan hij wist dat deze illegaal was.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen opzet bestond ten aanzien van het in artikel 157 Sr omgeschreven gevaar. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Uit het forensisch onderzoek dat is verricht, volgt dat het tot ontploffing brengen van de explosieve constructie gepaard zou gaan met gevaar voor zeer ernstig en dodelijk lichamelijk letsel en gevaar voor goederen. In dit verband overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat de gevolgen van het teweegbrengen van een ontploffing zeer ernstig kunnen zijn; de aanmerkelijke kans op verwezenlijking van het hiervoor beschreven gevaar is een gegeven. De verdachte moet dit hebben geweten, waarmee sprake is van een bewuste aanvaarding van die aanmerkelijke kans. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat het opzet van de verdachte ook is gericht op het in artikel 157 Sr omschreven gevaar.
Verklaring van de verdachte
De verklaring van de verdachte maakt het bovenstaande niet anders. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op Snapchat in contact was gekomen met een jongen uit de buurt die hem had gevraagd of hij wat geld wilde verdienen door twee pakketjes op te halen in Rotterdam en deze vervolgens te vervoeren naar Amsterdam. Op de afgesproken plaats in Amsterdam heeft de opdrachtgever aan de verdachte een auto ter beschikking gesteld, waarmee de verdachte naar Rotterdam is gereden, waar hij de big shopper tas heeft opgehaald. De verdachte heeft die big shopper op de achterbank gelegd. Op het moment dat de politie de achtervolging inzette, heeft de verdachte de hengsels van de tas vastgepakt en uit de auto gegooid. De verdachte stelt dat hij niet in de tas heeft gekeken.
De verdachte draagt naar eigen zeggen de werkhandschoenen om geen vingerafdrukken achter te laten en de bivakmuts draagt hij tegen de kou als hij op zijn scooter rijdt. Hij wist niet dat de auto gestolen was of dat de kentekenplaten gestolen of vals waren.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig. Zij acht daarvoor het volgende van belang. In de eerste plaats was de rijroute van de verdachte zeer ongebruikelijk, gegeven de omstandigheid dat de verdachte naar eigen zeggen op de terugweg was van Rotterdam naar Amsterdam: de rijroute verhoudt zich niet met de vervoeropdracht die de verdachte naar eigen zeggen heeft gekregen. In de tweede plaats was de tas waarin zich de materialen bevonden niet afgesloten. De inhoud van de tas was niet afgeschermd, terwijl de grootte van een big shopper én de materialen die zich in de tas bevonden zodanig zijn dat de verdachte deze op enig moment moet hebben gezien (bij het aanpakken ervan, het meenemen en/of in de auto zetten, het van achteren pakken om naar buiten te gooien). Ook lag de accu op een zichtbare plaats in de auto. In de derde plaats was de verdachte, zoals hiervoor is overwogen, een hoog bedrag (€ 2000,-) in het vooruitzicht gesteld. Dat een dergelijk bedrag wordt gegeven voor alleen het vervoeren van een pakket, is naar het oordeel van de rechtbank onwaarschijnlijk, waarbij zij hetgeen haar ambtshalve uit vergelijkbare zaken bekend is in aanmerking neemt. Ook moet de verdachte hebben geweten dat de kentekenplaten van de auto verwisseld (en dus vals) waren, gelet op de provisorische manier waarop de kentekenplaten aan de voor- en achterzijde van de auto bevestigd waren in combinatie met de aanwezigheid van een losse kentekenplaat op de achterbank van de auto, die de verdachte ook moet zijn opgevallen. Aldus acht de rechtbank niet geloofwaardig dat de verdachte enkel bezig was met een vervoeropdracht zoals hij heeft verklaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Omdat niet is komen vast te staan dat er sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere inzittende van de auto, zal de verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Feit 3
Ter onderbouwing van het standpunt van de verdediging dat de verdachte van het 3 tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken, heeft de raadsman aangevoerd, op gronden als verwoord in de pleitnota, dat de verdachte niet wist of redelijkerwijze had moeten vermoeden dat de auto waarin hij reed, de daarop aangebrachte kentekenplaten en de bij die auto behorende kentekenplaten, die achter in de auto lagen, van diefstal afkomstig waren.
Vrijspraak ten aanzien van de auto
De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging in zoverre dat op grond van het procesdossier en het verhandelde op de zitting niet is komen vast te staan dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto die opdrachtgever aan hem ter beschikking had gesteld, van diefstal afkomstig was. De rechtbank zal daarom de verdachte vrijspreken van (schuld)witwassen voor zover het de tenlastegelegde Ford Ka betreft.
Schuldwitwassen van de kentekenplaten
De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging echter niet met betrekking tot de kentekenplaten. Vanwege de ongebruikelijke wijze waarop de kentekenplaten aan de voor- en achterkant van de auto waren bevestigd in combinatie met de aanwezigheid van een losse kentekenplaat op de achterbank van de auto had de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de kentekenplaten van misdrijf afkomstig waren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte ervan op de hoogte was dat hij een illegale opdracht aan het uitvoeren was. De rechtbank is daarom van oordeel dat het onder 3 tenlastegelegde feit als schuldwitwassen van de kentekenplaten wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 26 augustus 2024 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,
ter voorbereiding van het te plegen misdrijf, te weten het teweegbrengen van een ontploffing waarbij levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen en/of gemeen gevaar voor goederen te duchten is (artikel 157 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen en een vervoermiddel, te weten
- een van gestolen kentekenplaten voorzien gestolen voertuig (Ford
Ka) en
- 2 improvised explosive devices en
- een accu en
- handschoenen
bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
2
hij op 26 augustus 2024 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,
wapens van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee improvised explosive devices, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
3
hij op 26 augustus 2024, te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, kentekenplaten met daarop de combinatie [kenteken 1] en een kentekenplaat met daarop de combinatie [kenteken 2] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest
vermoeden dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte bepleit dat de rechtbank een gevangenisstraf oplegt, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest en het voorwaardelijk deel een langere duur heeft dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Daarvoor voert de raadsman aan dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf fors is, omdat de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden zodanig vrijheidsbeperkend zijn, dat ook het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf een vrijheidsstraf voor de verdachte betekent.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft een ontploffing voorbereid. Daartoe heeft hij twee gebruiksklare explosieve constructies voorhanden gehad. De verdachte had daarmee een ontploffing teweeg kunnen brengen, die gepaard gaat met veel materiële schade en mogelijk (levens) gevaar. Dit is een ernstig strafbaar feit, ook omdat dergelijke explosies leiden tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte is bereid geweest om tegen betaling een ernstig strafbaar feit te plegen. Dit is, mede gelet op de leeftijd van de verdachte, zeer zorgelijk. De verdachte heeft, zoals hij ook heeft verklaard, enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
De explosieve constructies die de verdachte voorhanden heeft gehad zijn bovendien verboden wapens. Het voorhanden hebben daarvan is strafbaar gesteld in de Wet wapens en munitie. Het gevaarzettend en levensbedreigend karakter van deze explosieve constructies maakt dat hiertegen streng moet worden opgetreden. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen, omdat hij kentekenplaten voorhanden heeft gehad, waarvan hij moest vermoeden dat die van misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 30 oktober 2024.
In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij drie jaar voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten als minderjarige onherroepelijk is veroordeeld voor ernstige strafbare feiten, waaronder straatroven en het bezit van een steekwapen, tot een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Deze veroordeling heeft de verdachte niet ervan weerhouden om zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 19 november 2024. Daaruit volgt dat de verdachte functioneert op laag begaafd niveau en dat bij de verdachte sprake is van een hoog recidiverisico. De reclassering adviseert aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatiegebod met elektronische monitoring, het vinden van een zinvolle dagbesteding en meewerken aan ambulante begeleiding.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij bereid is de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden na te komen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Voor het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Daarbij tekent zij aan dat de blijkens de rechtspraak opgelegde straffen sterk uiteenlopen afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In dit geval acht de rechtbank in het bijzonder de leeftijd en kennelijke kwetsbaarheid/beïnvloedbaarheid van de verdachte reden om in het voordeel van de verdachte mee te wegen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarvan zal de rechtbank zes maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in haar vordering.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat geen sprake is van rechtstreekse schade en overigens de schade onvoldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de immateriële schade die de benadeelde partij stelt als gevolg van de diefstal van haar auto te hebben geleden, niet rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 46, 57, 157 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en/of gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º;
ten aanzien van feit 3:
schuldwitwassen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd op de door Reclassering Nederland, Wibautstraat 12, 1091 GM Amsterdam, vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op de navolgende locatie: [adres] , [postcode] [plaats 2] ,
zolang de reclassering dit nodig vindt, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Wibautstraat 12, 1091 GM Amsterdam, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dit nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd laat begeleiden door de Stichting MEE of een soortgelijke ambulante instelling voor ambulante begeleiding;
- gedurende de proeftijd verblijft in een begeleide woonvorm van het Leger des Heils of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijk opvang, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- gedurende de proeftijd deelneemt aan de gedragsinterventie COVA plus of een andere, door de reclassering te bepalen, gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door de trainer of begeleider aan hem worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland, Wibautstraat 12, 1091 GM Amsterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
verklaart de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Gest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2025.