Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor twee personen. Eiser heeft de aanvraag op 31 januari 2024 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De minister heeft de beslistermijn verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste datum voor een besluit 30 juli 2024 was. Eiser heeft de minister op 16 augustus 2024 in gebreke gesteld en op 16 september 2024 beroep ingesteld, wat tijdig was omdat er twee weken waren verstreken na de ingebrekestelling.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist. Op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) legt de rechtbank de minister een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bijzonder geval, gezien de aanvragen om gezinshereniging bij houders van asielvergunningen. Daarom heeft de rechtbank besloten om een langere beslistermijn op te leggen dan de standaard twee weken.
De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met de mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken als er nader onderzoek nodig is. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiser heeft recht op verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en de proceskosten zijn vastgesteld op € 453,50. De rechtbank heeft de minister ook opgedragen het griffierecht van € 187 aan eiser te vergoeden.