Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
Op 18 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een asielzoeker, een voorlopige voorziening vroeg in verband met zijn asielaanvraag. De minister van Asiel en Migratie had op 12 december 2024 besloten de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit werd door de rechtbank op 30 december 2024 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens op 16 januari 2025 verzet aangetekend tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de behandeling van zijn verzet in Nederland kan afwachten.
De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de spoedeisendheid van de situatie, waarin verzoeker op 19 maart 2025 naar Kroatië zou moeten uitreizen, de zaak beoordeeld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen reëel risico was voor verzoeker bij overdracht aan Kroatië, en dat de minister terecht had besloten om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Verzoeker voerde aan dat de rechtbank niet voldoende rekening had gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en dat de eerdere uitspraak niet aan de zorgvuldigheidsvereisten voldeed.
De voorzieningenrechter concludeerde echter dat de door verzoeker aangevoerde gronden geen aanleiding gaven voor twijfel aan het eerdere oordeel van de rechtbank. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, en oordeelde dat verzoeker geen recht had op vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.