Uitspraak
Beschikking op het op 23 augustus 2024 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker] ,
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Procedure
Verzoek en het standpunt van de Staat
Feiten
- Verzoeker is geboren [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , Syrië.
- Aan verzoeker is een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd afgegeven, geldig tot 28 april 2026.
- De nationaliteit van verzoeker is niet komen vast te staan en is daarom in de basisregistratie personen geregistreerd als ‘onbekend’.
- Verzoeker beschikt over de volgende documenten:
- Verzoeker heeft een geldig reisdocument voor Palestijnen in de asielprocedure overgelegd aan de IND. Verzoeker heeft een verzoek om teruggave van dit document ingediend.
- Het Syrische reisdocument voor Palestijnse vluchtelingen is door de Koninklijke Marechaussee echt bevonden. Het familie uittreksel is door Bureau Documenten van de IND echt bevonden. De overige documenten zijn niet op echtheid onderzocht.
Beoordeling
tevensop niet-judiciële wijze kan worden vastgesteld, met toepassing van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden. Uit dit wetsartikel blijkt niet dat men zich eerst tot de gemeente dient te wenden om evidente staatloosheid te laten vaststellen, maar dat dit
tevensop niet-judiciële wijze kan worden vastgesteld. Het gaat hier dus om een alternatieve mogelijkheid om evidente staatloosheid vast te stellen. Ook uit de Memorie van Toelichting (
Kamerstukken II, 2020/21, 35 687, nr. 3) (hierna: MvT) blijkt niet dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om een getrapte bevoegdheid in de wet op te nemen, waarbij bij evidente staatloosheid eerst de gemeente bevoegd is om te beslissen en pas daarna de rechtbank.
evidentestaatloosheid waar de Staat zich op beroept. De rechtbank zal de beslissing daarom niet aanhouden teneinde de identiteitskaart van verzoeker op echtheid te laten onderzoeken. Gelet op het echt bevonden reisdocument voor Palestijnen en de kopie van de UNRWA-kaart is voldoende aannemelijk dat verzoeker van Palestijnse afkomst is. Voor zover verzoeker de Palestijnse nationaliteit heeft, geldt dat Nederland de staat Palestina, en dus ook de Palestijnse nationaliteit, niet erkent. Voor Nederland gelden Palestijnen uit de Palestijnse gebieden daarom als staatloos.