Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam 1] en [naam 2] , V-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2] , eisers
[naam 3], V-nummer: [v-nummer 3] ,
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 14 januari 2025, worden de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvragen op 19 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 2 december 2024 behandeld, waarbij eisers vertegenwoordigd waren door hun gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft.
Eisers hadden eerder op 11 december 2023 een asielaanvraag ingediend en hun minderjarige kind was op [geboortedatum] geboren. De minister had op 31 januari 2024 de Kroatische autoriteiten verzocht om eisers en hun kind terug te nemen, wat op 14 februari 2024 door Kroatië werd aanvaard. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de beroepen van eisers tegen eerdere besluiten ongegrond waren. Eisers voerden aan dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met het welzijn van hun kind, maar de rechtbank oordeelde dat de minister niet verplicht was om de aanvragen in behandeling te nemen, gezien de Dublinverordening.
De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Kroatië onevenredig hard zou zijn. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de medische informatie die door eisers is overgelegd, niet voldoende onderbouwd is om aan te nemen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eisers.