In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 maart 2025 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de verdeling van een woning na het overlijden van [naam 1], de ex-echtgenoot van [eiseres]. [Eiseres] vordert dat [gedaagde], de huidige bewoner van de woning en erfgenaam van [naam 1], meewerkt aan de taxatie van de woning en haar uitkoopt voor haar aandeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] en [naam 1] van 1974 tot 1982 in gemeenschap van goederen waren getrouwd en dat de woning tijdens het huwelijk is aangeschaft. Na de scheiding is [naam 1] in de woning blijven wonen en is hij later overleden. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] als deelgenoot recht heeft op de verdeling van de onverdeelde gemeenschap, maar dat [kind], de erfgenaam van [naam 1], ook moet worden opgeroepen in de procedure. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor de oproeping van [kind] en de partijen de gelegenheid gegeven om een minnelijke regeling te bespreken. De beslissing over de vorderingen van [eiseres] is aangehouden tot de oproeping van [kind].