Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de incidentele conclusie tot aanhouding ex. artikel 208 Rv [1] tevens incidentele conclusie tot schorsing ex. artikel 225 Rv van 8 januari 2025 met GP01 tot en met GP07;
2.De feiten
- het op 7 juli 2005 onder nummer 003588051 ingeschreven Unie-woordmerk ‘SECRID’;
- het op 26 oktober 2015 onder nummer 984061 ingeschreven Benelux-woordmerk ‘SECRID’;
- het op 28 november 2016 onder nummer 1001755 ingeschreven Benelux-woordmerk ‘SECRID’;
- het op 17 januari 2017 onder nummer 1362051 ingeschreven internationale woordmerk ‘SECRID’ met aanwijzing van onder meer de Benelux.
3.Het geschil
4.Het geschil in de incidenten
5.De beoordeling in de incidenten
notification of conversion’ onderbouwde stelling dat de eenmanszaak van [gedaagde] op 1 oktober 2024 is omgezet in Eureka en richt haar conclusie van antwoord in de incidenten (mede) aan Eureka. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat [gedaagde] althans Eureka bij de ingeroepen schorsingsgrond geen belang heeft, althans daardoor misbruik maakt van recht althans bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW zou maken. Daargelaten wat het eventuele gevolg is voor de positie van [gedaagde] als natuurlijke persoon in onderhavig geschil, stelt de rechtbank vast dat door het door Eureka als belanghebbende inroepen van de schorsingsgrond de procedure geldig is geschorst op de datum waarop de akte ter rolle is genomen. Als partijen de wil hebben om Eureka in deze procedure te betrekken, dient Eureka daartoe op de juiste wijze te worden opgeroepen. De schorsing biedt Secrid de ruimte om Eureka – al dan niet als opvolgende partij – op de juiste wijze in deze procedure te betrekken. Nu zulks nog niet is gebeurd en Secrid evenmin te kennen heeft gegeven Eureka niet in het geding te willen betrekken, wordt aan haar uiterst subsidiair gedane verklaring (vgl. randnummer 43, laatste zin, van de conclusie van antwoord in de incidenten) voorbij gegaan.