ECLI:NL:RBDHA:2025:354

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
NL24.41585 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag

Op 13 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 7 november 2024. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposante tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling die door de opposante was ingediend, prematuur was. De opposante had verzet aangetekend, maar verzocht niet om een zitting. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overwoog dat de ingediende ingebrekestelling niet tijdig was, omdat de wettelijke beslistermijn voor asielaanvragen pas begint te lopen na ondertekening van het M35-H-formulier. De opposante had zich op 27 juni 2023 gemeld voor het indienen van haar asielaanvraag, maar had deze pas later kunnen ondertekenen. De rechtbank concludeerde dat de opposante niet op de door verweerder gegeven informatie mocht vertrouwen dat de termijn voor het nemen van een besluit was verstreken. De rechtbank oordeelde dat er geen redelijke twijfel bestond over het oordeel in de eerdere uitspraak, waardoor het verzet ongegrond werd verklaard.

De rechtbank besloot dat de aangevallen uitspraak in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41585 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposante] , opposante,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 7 november 2024 in het geding tussen
opposante
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak van 7 november 2024 (de aangevallen uitspraak) heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan op 7 november 2024.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van opposante tegen het niet tijdig-beslissen op de asielaanvraag van opposante, niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de ingediende ingebrekestelling prematuur is.
2. Artikel 8:54 van de Awb biedt de mogelijkheid tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In verzet beoordeelt de rechtbank alleen of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de aangevallen uitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposante voert aan dat zij er op grond van de door verweerder verstrekte informatie op mocht vertrouwen dat de termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag was verstreken, omdat verweerder in het aanmeldgehoor zelf had aangekondigd dat hij uiterlijk op 5 oktober 2024 zou beslissen. Deze beslisdatum wordt door verweerder nogmaals bevestigd in het digitale portaal van verweerder. Daarnaast heeft verweerder in het verslag van het aanmeldgehoor geschreven dat opposante zich reeds op 27 juni 2023 heeft gemeld voor het indienen van haar asielaanvraag, maar dat zij deze pas later heeft mogen ondertekenen.
4. Wat opposante heeft aangevoerd leidt niet tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte tot haar kennelijke oordeel is gekomen. De voor verweerder geldende beslistermijn vloeit voort uit de wet en is niet anders wanneer hij zelf zegt te verwachten eerder te kunnen beslissen. Zoals bovendien in het verslag van het aanmeldgehoor is te lezen, is aan opposante medegedeeld dat het voor verweerder juist moeilijk is om op tijd te beslissen en dat de beschikking op de aanvraag van opposante in beginsel uiterlijk op 5 oktober 2024 was te verwachten. Na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn kon worden geconcludeerd dat verweerder in gebreke was te beslissen. Dit was nog niet het geval op het moment van het indienen van de ingebrekestelling op 7 oktober 2024. Dat opposante zich al op 27 juni 2023 bij verweerder had gemeld voor het indienen van een asielaanvraag vormt eveneens geen reden om anders te oordelen. De beslistermijn voor asielaanvragen zoals bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 vangt aan met het ondertekenen van het daartoe bestemde M35-H-formulier. [1] De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de ingebrekestelling prematuur is.
5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 1 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10214.