Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
[opposante] , opposante,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
Op 13 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 7 november 2024. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposante tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling die door de opposante was ingediend, prematuur was. De opposante had verzet aangetekend, maar verzocht niet om een zitting. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overwoog dat de ingediende ingebrekestelling niet tijdig was, omdat de wettelijke beslistermijn voor asielaanvragen pas begint te lopen na ondertekening van het M35-H-formulier. De opposante had zich op 27 juni 2023 gemeld voor het indienen van haar asielaanvraag, maar had deze pas later kunnen ondertekenen. De rechtbank concludeerde dat de opposante niet op de door verweerder gegeven informatie mocht vertrouwen dat de termijn voor het nemen van een besluit was verstreken. De rechtbank oordeelde dat er geen redelijke twijfel bestond over het oordeel in de eerdere uitspraak, waardoor het verzet ongegrond werd verklaard.
De rechtbank besloot dat de aangevallen uitspraak in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.