ECLI:NL:RBDHA:2025:3482

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
SGR 22/7364
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor parkeerplaats en laadpunt in voortuin woning Vogelwijk Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning voor het realiseren van een parkeerplaats en op- en teruglaadpunt voor een elektrische auto in de voortuin van haar woning in de Vogelwijk te Den Haag. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen op basis van het bestemmingsplan, dat het stallen van auto’s in de tuin verbiedt. Eiseres voerde aan dat de afwijzing in strijd was met het beleid van de gemeente om schone energie te stimuleren, zoals vastgelegd in de Nota Duurzaamheid. De rechtbank oordeelde dat het college de weigering van de omgevingsvergunning terecht had gebaseerd op de bescherming van het groene karakter van de wijk, die deel uitmaakt van een gemeentelijk beschermd stadsgezicht. De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiseres niet zwaarder wogen dan de belangen van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de omgevingsvergunning in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7364

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. T.J. van der Geer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning voor het realiseren van een parkeerplaats en op- en teruglaadpunt voor een elektrische auto in de voortuin van de woning op het perceel [adres] in [plaats] .
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 20 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 5 oktober 2022 heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college.

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiseres heeft op 4 maart 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een parkeerplaats en op- en teruglaadpunt voor een elektrische auto in de voortuin van de woning op het perceel [adres] in [plaats] .
2.1.
Op het gedeelte van het perceel waarop de aanvraag ziet, rust volgens het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ de bestemming ‘Tuin’. De aanvraag is afgewezen omdat artikel 9.4, onder a, van de planregels het stallen van auto’s in de tuin verbiedt en het college niet in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning heeft willen verlenen omdat dit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het straatbeeld maakt deel uit van een gemeentelijk beschermd stadsgezicht met een tuinstadachtig karakter waarvan de voortuinen bepalend zijn voor het straatbeeld. Het toestaan van parkeerplaatsen in de voortuinen betekent een aantasting daarvan. In bezwaar heeft het college, na advies te hebben ingewonnen van de Afdeling Stedenbouw en Planologie ter beoordeling van een door eiseres in bezwaar ingebracht voorstel tot aanpassing van haar aanvraag, dat voorziet in een houten schuifhek, geen aanleiding gezien om op haar standpunt terug te komen. Parkeren in de voortuin blijft onwenselijk en laden is mogelijk bij een laadpaal aan de openbare weg. Ook in beroep ziet het college geen aanleiding voor een ander standpunt.
2.2.
Eiseres voert in beroep samengevat aan dat het bestreden besluit in strijd is met het beleid van de gemeente om het opwekken en gebruik van schone energie te stimuleren als bedoeld in de Nota Duurzaamheid. Schone energie in een groene stad: De Haagse Aanpak, van 5 maart 2019 (Nota Duurzaamheid). Laadpalen aan de openbare weg leveren geen groene stroom, anders dan de zonnepanelen op het dak van haar woning. Eiseres wijst erop dat op dat in meerdere voortuinen in de wijk het groen is vervangen door tegels. Zij meent dat haar plannen het stadstuinkarakter juist versterken en bijdragen aan het versnellen van de mobiliteits- en energietransitie. Die duurzame insteek is volgens haar ten onrechte niet meegewogen in de besluitvorming.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 4 maart 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo van toepassing blijft.
Toetsingskader
5. Niet in geschil is dat een parkeerplaats in de voortuin strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en dat een omgevingsvergunning daarom alleen zou kunnen worden verleend door af te wijken van het bestemmingsplan.
5.1.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van die wet, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
5.2.
Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan haar bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [1]
Mocht het college de gevraagde omgevingsvergunning weigeren?
6. Niet in geschil is dat de [wijk] een gemeentelijk beschermd stadsgezicht met een tuinstad-achtig karakter, waarin groen rijkelijk aanwezig is. [2] Uit de toelichting op het bestemmingsplan blijkt dat, om verdere verharding in de tuinbestemming in de [wijk] te voorkomen, het stallen van auto's daarin niet meer is toegestaan, met uitzondering van reeds rechtmatig aanwezige parkeervoorzieningen, dan wel parkeerplekken en eventueel bijbehorende opritten indien deze op rechtmatige wijze zijn aangelegd, dan wel vergund. [3] Eiseres betoogt dat tuinstadkarakter niet in de weg staat aan een parkeerplaats in de voortuin, terwijl daarmee tegelijkertijd een significante bijdrage wordt geleverd aan het versnellen van de mobiliteits- en energietransitie. Volgens haar heeft het college een onjuiste belangenafweging gemaakt.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen dat de kwaliteit van de [wijk] wordt gevormd door het groene tuinstad-karakter en de wens van de planwetgever om dit stadsgezicht te beschermen. Tuinen dragen bij aan het groene karakter van een wijk en het realiseren van parkeerplaatsen in de voortuin doet daaraan afbreuk. Eiseres wijst er terecht op dat groene tuinen niet kunnen worden afgedwongen en dat er ook tuinen in de buurt betegeld zijn. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat het college om die reden de gevraagde parkeerplaats zou moeten toestaan. De rechtbank kan het college volgen in het standpunt dat gebruik van de voortuin voor het parkeren van een auto een grotere impact op het beoogde groene karakter van de wijk dan een betegelde voortuin die niet voor parkeren wordt gebruikt.
6.2.
Eiseres beroept zich op de Nota Duurzaamheid van de gemeente Den Haag. [4] Uit deze nota volgt dat de gemeente Den Haag streeft naar en werkt aan een stad die schoner, groener en duurzamer wordt. In deze nota worden ambities voor duurzame ontwikkeling beschreven. In de nota ziet de rechtbank geen concrete beleidsuitgangspunten die in de ruimtelijke besluitvorming moeten worden meegewogen. Eiseres wijst ook niet op een dergelijk concreet onderdeel in de nota. De rechtbank volgt eiseres daarom ook niet in haar betoog op zitting dat het college (ook) de Afdeling Duurzaamheid had moeten raadplegen bij het nemen van een besluit op haar aanvraag. Gelet op het voorgaande heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat het duurzaamheidsbelang niet altijd meebrengt dat medewerking moet worden verleend aan afwijking van het bestemmingsplan.
6.3.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat het college de belangen van eiseres als (mede)eigenaar van een elektrische auto voldoende heeft meegewogen. Door eiseres is niet betwist dat het voor haar mogelijk is om op straat te parkeren, waar zij gebruik kan maken van een openbare laadpaal. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres financieel voordeliger en in lijn met haar groene ambitie is om haar auto op te laden met stroom die afkomstig is van de eigen zonnepanelen. Aan dit belang heeft het college een minder zwaar gewicht mogen toekennen dan aan het belang van een goede ruimtelijke ordening dat aan vergunningverlening in de weg staat.
6.4.
De slotsom is dat het college de gevraagde omgevingsvergunning mocht weigeren.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1960, onder 4.1.
2.Bijlage 5 bij het bestemmingsplan (“Toelichting op aanwijzingsbesluit Gemeentelijk beschermd Stadsgezicht [wijk] ”).
3.Toelichting op het bestemmingsplan, 5.4.2 Keuze en verantwoording van de bestemmingen, Tabel gemeentelijk beschermd stadsgezicht [wijk] .
4.https://www.denhaag.nl/wp-content/uploads/2022/04/014-191449_DSB_Nota-Duurzaamheid-NL_v6-toegankelijk-TG.pdf.