Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn gezinsleden in het kader van nareis. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 13 januari 2025 uitspraak gedaan. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 10 juli 2023 is ingediend en dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. De beslistermijn was verlengd, maar is inmiddels verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiser heeft verweerder op 19 februari 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 20 juni 2024 ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder het 'first-in first-out' (fifo) principe hanteert voor de verwerking van nareisaanvragen, maar dat dit geen reden is om de behandeling van het beroep aan te houden. De rechtbank heeft verweerder een termijn van twee weken opgelegd om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
In de gegrondverklaring van het beroep heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.