Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 13 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 2 oktober 2024. In deze eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling die door de opposant was ingediend, prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn nog niet was verstreken. De opposant had op 3 april 2023 een asielaanvraag ingediend, en de beslistermijn was verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2023/2. Hierdoor eindigde de beslistermijn pas op 3 juli 2024, terwijl de ingebrekestelling op 2 juli 2024 was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de opposant niet kon stellen dat de ingebrekestelling rechtsgeldig was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank benadrukte dat de bestuursrechter zelfstandig moet beoordelen of een beroep ontvankelijk is, en dat de door de opposant aangehaalde jurisprudentie geen steun bood voor zijn standpunt. Uiteindelijk werd het verzet ongegrond verklaard, en bleef de eerdere uitspraak in stand. De rechtbank besloot dat de verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden.