In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning asiel. Eiser had een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd, die door de minister was verleend met ingang van 2 juni 2023. Eiser was het niet eens met deze ingangsdatum en stelde dat deze zou moeten zijn vastgesteld op 16 november 2022, de datum waarop hij zich in het Aanmeldcentrum in Ter Apel had gemeld. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de betekenis van de loopbrief voor de ingangsdatum van de verblijfsvergunning. Na de reacties van beide partijen heeft de rechtbank besloten om zelf in de zaak te voorzien, omdat partijen toestemming hadden gegeven om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en oordeelt dat de minister de ingangsdatum van de verblijfsvergunning niet juist heeft vastgesteld. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister voor zover het de ingangsdatum betreft en stelt deze vast op 16 november 2022. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.