ECLI:NL:RBDHA:2025:3263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
NL24.48332 en NL24.48333
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.

De rechtbank onderzoekt of het beroep ontvankelijk is. De minister heeft op 16 januari 2025 aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 28 januari 2025 gereageerd, maar heeft aangegeven geen contact meer te hebben met eiser en geen kennis van zijn huidige verblijfplaats. Gezien de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, wordt aangenomen dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland, wat betekent dat hij geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en verklaart ook het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van V. Nooteboom, griffier, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.48332 en NL24.48333
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 november 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
3. De rechtbank beoordeelt of het beroep ontvankelijk is.
Heeft eiser nog procesbelang?
4. Verweerder heeft in het bericht van 16 januari 2025 aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser met een bericht in het digitale dossier verzocht om hierop te reageren. De gemachtigde heeft hier op 28 januari 2025 op gereageerd.
4.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, er in beginsel van uit mag worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De vreemdeling heeft in dat geval geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij nog contact met zijn gemachtigde heeft en dus nog steeds prijs stelt op de door hem verzochte bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en dat de gemachtigde nog contact heeft met de vreemdeling over de voortgang van de procedure en de keuzes die daarin moeten worden gemaakt. [2]
4.2.
Gelet op deze rechtspraak en het feit dat de gemachtigde van eiser op
28 januari 2025 de rechtbank heeft laten weten niet meer in contact te staan met eiser en geen kennis heeft van eisers huidige verblijfplaats, neemt de rechtbank aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [3] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
7. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van V. Nooteboom, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
3.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.