ECLI:NL:RBDHA:2025:3263
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.
De rechtbank onderzoekt of het beroep ontvankelijk is. De minister heeft op 16 januari 2025 aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 28 januari 2025 gereageerd, maar heeft aangegeven geen contact meer te hebben met eiser en geen kennis van zijn huidige verblijfplaats. Gezien de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, wordt aangenomen dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland, wat betekent dat hij geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en verklaart ook het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van V. Nooteboom, griffier, en is openbaar gemaakt.