In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning asiel beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, heeft op 26 mei 2023 zijn asielwens kenbaar gemaakt in het Aanmeldcentrum in Ter Apel. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. A.N. Sap, heeft op 9 juli 2024 een verblijfsvergunning verleend met een ingangsdatum van 6 juni 2023. Eiser is het niet eens met deze ingangsdatum en stelt dat deze moet worden vastgesteld op 26 mei 2023, de datum waarop hij zijn asielwens heeft ingediend.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak over de betekenis van de loopbrief voor de ingangsdatum van de verblijfsvergunning. Na beoordeling van de beroepsgronden van eiser, concludeert de rechtbank dat de minister de ingangsdatum niet correct heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de asielaanvraag is ontvangen op het moment dat eiser zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt, en dat dit moment niet in geschil is.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister voor zover het de ingangsdatum betreft, en stelt deze vast op 26 mei 2023. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.