ECLI:NL:RBDHA:2025:324
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Openbaarheid van notulen van de ministerraad in het kader van de kindertoeslagenaffaire
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om openbaarmaking van notulen van de ministerraad in het kader van de kindertoeslagenaffaire beoordeeld. Eiseres had op 6 december 2022 verzocht om openbaarmaking van deze notulen, maar verweerder, de minister van Algemene Zaken, had het verzoek bij besluit van 22 december 2022 buiten behandeling gesteld. Na bezwaar van eiseres werd het verzoek op 19 juli 2023 alsnog afgewezen, met als argument dat openbaarmaking het goed functioneren van de Staat in gevaar zou brengen.
De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat verweerder artikel 5.1, tweede lid, onderdeel i, van de Wet open overheid (Woo) ten onrechte als een absolute uitzonderingsgrond heeft toegepast. Eiseres betoogt dat de wetgever niet heeft beoogd dat notulen van de ministerraad niet openbaar zijn en dat de geheimhoudingsplicht niet absoluut is. De rechtbank wijst erop dat de meervoudige kamer eerder een gelijkluidend verzoek van eiseres heeft afgewezen, waarbij het belang van de vertrouwelijkheid van de beraadslagingen in de ministerraad werd benadrukt.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat verweerder de notulen van de ministerraad niet openbaar hoeft te maken. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank onderstreept dat de bescherming van de vertrouwelijkheid van de notulen van cruciaal belang is voor de bestuurbaarheid van Nederland en dat de notulen pas na 25 jaar openbaar worden gemaakt. De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier mr. M. de Graaf.