Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 maart 2023 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
de minister van Algemene Zaken, verweerder
Inleiding
mr. A. Holtland en mr. C.L. Hennink .
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om openbaarmaking van notulen van de ministerraad met betrekking tot de kinderopvangtoeslagenaffaire. Eiseres had op 24 januari 2021 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om toegang tot deze notulen, die informatie zouden bevatten over de 'oude bestuurscultuur' van de overheid. Verweerder, de minister van Algemene Zaken, heeft het verzoek op 3 maart 2021 afgewezen, en deze afwijzing is in het bestreden besluit van 15 oktober 2021 gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigden aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat verweerder de openbaarmaking van de notulen heeft geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob, omdat het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het belang van de onevenredige benadeling van het functioneren van de ministerraad. De rechtbank concludeert dat de geheimhouding van de notulen essentieel is voor het functioneren van de ministerraad en dat de weigeringsgronden uit de Wob correct zijn toegepast. Eiseres stelt dat er een verzwaard algemeen belang bestaat bij openbaarmaking, maar de rechtbank oordeelt dat de grote maatschappelijke impact van de Toeslagenaffaire niet leidt tot een ander oordeel over de geheimhouding van de notulen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het verzoek om openbaarmaking door verweerder rechtmatig is. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.