ECLI:NL:RBDHA:2025:3221

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
NL24.24323 en NL24.9428
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak inzake verblijfsdocument voor gemeenschapsonderdaan en schijnhuwelijk

In deze hersteluitspraak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de aanvraag van eiseres voor een verblijfsdocument ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’, die door de minister was afgewezen. De minister stelde dat het verblijfsrecht van eiseres als gemeenschapsonderdaan nooit had bestaan, omdat er sprake zou zijn van een schijnhuwelijk. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die al bekend waren bij de inwilliging van het eerdere verblijfsdocument niet opnieuw gebruikt mochten worden als grondslag voor het onderzoek naar misbruik. Het rechtszekerheidsbeginsel verzet zich ertegen dat op basis van dezelfde gegevens vijf jaar later tot een andere conclusie wordt gekomen. De rechtbank heeft beoordeeld of er nieuwe indicatoren waren die een gegrond vermoeden van misbruik rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de minister onvoldoende nieuwe feiten had aangedragen en dat de bewijslast voor het bestaan van een reëel huwelijk op de minister rustte. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en vernietigde de besluiten van de minister, waarbij de minister werd opgedragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL24.9428 (beroep aanvraag duurzaam)
NL24.24323 (beroep vaststelling)
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] ,

van Ghanese nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. M. Terpstra),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. M.H. van Kersbergen).

Inleiding

1.1.
Met het primair besluit I van 22 december 2022 heeft de minister vastgesteld dat het verblijfsrecht van eiseres als gemeenschapsonderdaan nimmer heeft bestaan. Met het primair besluit II van dezelfde datum heeft de minister de aanvraag van eiseres voor afgifte van een verblijfsdocument ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’ afgewezen.
1.2.
Eiseres heeft tegen beide besluiten bezwaar ingediend. Met de besluiten van 25 juli 2023 zijn beide bezwaren ongegrond verklaard. Na het instellen van beroep, heeft de minister deze besluiten op 4 oktober 2023 ingetrokken.
1.3.
Op 27 mei 2024 heeft de minister de bezwaren van eiseres tegen beide primaire besluiten wederom ongegrond verklaard. Het bestreden besluit I ziet op de vaststelling dat het verblijfsrecht van eiseres nimmer heeft bestaan en het bestreden besluit II ziet op de afwijzing van de aanvraag van eiseres.
1.4.
Eiseres heeft tegen beide bestreden besluiten beroep ingesteld. Ook heeft zij verzocht om een voorlopige voorziening.
1.5.
De beroepen en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 16 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de partner van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.
1.6.
Op 25 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat eiseres niet wordt uitgezet tot vier weken
nadat op het beroepschrift is beslist en dat zij mag werken in afwachting van een
uitspraak op het beroep. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze procedure het beroep tegen de vaststelling dat het verblijfsrecht van eiseres als gemeenschapsonderdaan nimmer heeft bestaan en het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor afgifte van een verblijfsdocument ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bestreden besluit I de motivering van het ingetrokken besluit van 25 juli 2023 heeft overgenomen voor zover deze overwegingen geen betrekking hebben op de hoorplicht. De rechtbank zal daarom ook de motivering van dat besluit en de gronden gericht tegen dat besluit betrekken bij haar oordeel.
4. De rechtbank is van oordeel dat de beroepen gegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft

Achtergrond

5. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1990 en heeft de Ghanese nationaliteit. Zij is op [medio] 2015 gehuwd met [naam 1] (referent). Hij is geboren op [geboortedatum 2] 1971 en heeft de Portugese nationaliteit. In april 2017 is eiseres met een visum voor kort verblijf naar Nederland gereisd. Voor de inwilliging van de visumaanvraag is eiseres geïnterviewd op de ambassade in Ghana. Daarbij heeft eiseres verklaard dat zij referent sinds 2013 kent, dat hij haar in 2014 heeft bezocht, dat referent niet aanwezig was bij hun huwelijk in 2015 en dat hij drie kinderen heeft.
5.1
Op 15 juni 2017 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor afgifte van een verblijfsdocument waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt op grond van haar familieleven met referent, een burger van de Unie. Met een herstelverzuimbrief van 26 juli 2017 heeft de minister gevraagd om aanvullende informatie ter onderbouwing van de relatie. Op 2 augustus 2017 heeft eiseres een aantal foto’s aan de minister gestuurd en haar geïnformeerd over het verloop van de relatie en dat zij in december 2015 gehuwd zijn met de handschoen. Ook is daarbij toegelicht dat zij alleen telefonisch contact hebben met elkaar en dat zij bij iemand mogen verblijven tot ze hun eigen woning hebben gevonden. Aan eiseres is vervolgens op 23 augustus 2017 een verblijfsdocument verstrekt waaruit haar rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt op basis van haar familieleven met referent.
5.2.
Op 25 mei 2022, drie maanden voor afloop van de geldigheid van haar eerder verleende verblijfsdocument, heeft zij een aanvraag ingediend tot afgifte van een verblijfsdocument 'duurzaam verblijf burger bij de Unie'. Bij de aanvraag is verzocht om een kopie van het paspoort en onderbouwing van het inkomen over de afgelopen vijf jaar. [2] Eiseres heeft vervolgens de volgende documenten overgelegd:
- Kopie van haar paspoort;
- Arbeidsovereenkomst [bedrijf 1] van 27 augustus 2018;
- Loonstrook [bedrijf 2] van 9 september 2017;
- Arbeidsovereenkomst [bedrijf 3] van 13 oktober 2017;
- Bevestiging einde opdracht [bedrijf 3] van 23 juli 2018;
- Arbeidsovereenkomst [bedrijf 4] van 14 juni 2019;
- Salarisstrook [bedrijf 4] van juni-juli 2019;
- Brief [bedrijf 4] inzake verlenging contract van 17 september 2019;
- Brief [bedrijf 4] inzake salarisverhoging van 8 januari 2020;
- Brief [bedrijf 4] inzake beëindiging arbeidsovereenkomst van 16 maart 2020;
- Jaaropgave 2020 van [bedrijf 4] ;
- Brieven van [bedrijf 5] van 11 augustus 2021 en 10 februari 2022;
- Work Placement Confirmation van [bedrijf 5] van 11 augustus 2021 en 10 februari 2021;
- Jaaropgaven 2021 van [bedrijf 5] B.V. en [bedrijf 5] Talent B.V.;
- Salarisspecificatie [bedrijf 5] van loonweek 10 tot en met 19 van 2022; en,
- Een verklaring van eiseres dat zij van april 2017 tot juli 2017 niet heeft gewerkt vanwege haar verblijfsrecht en andere documenten.
5.3.
De minister heeft op 19 juli 2022 middels een herstelverzuimbrief aangegeven bewijsstukken die het reële huwelijk van de afgelopen vijf jaar met referent aantonen nodig te hebben om de aanvraag te kunnen beoordelen. Hierbij moet volgens de minister gedacht worden aan foto’s van hen samen, communicatie, bewijs van gezamenlijke vakanties of andere activiteiten en afschriften van bankrekeningen. Ook is gevraagd om bewijsstukken dat zij de afgelopen vijf jaar een gezamenlijke huishouding voerden, zoals post van officiële instanties en rekeningen, belastingaangiften of een huurovereenkomst.
5.4.
Eiseres heeft vervolgens op 28 juli 2022 de volgende stukken overgelegd:
- Een WhatsApp-schermafbeelding van spraakberichten in de periode 10 tot en met 22 juli 2022 tussen ‘Babes’ en eiseres;
- BRP uittreksel van eiseres van 27 juli 2022;
- Bankafschrift van eiseres, 1 pagina, van 23 juli 2022 tot en met 26 juli 2022;
- Bankafschrift van referent, 1 pagina, van 17 september 2020 tot 23 september 2020;
- Aangifte inkomstenbelasting 2021 van referent;
- Aangifte inkomstenbelasting 2019 van eiseres; en,
- Vier foto’s voorzien van datum en gelegenheid van eiseres en referent.
5.5.
Eiseres en de beslismedewerker van de IND [3] hebben vervolgens op 13 september 2022 contact met elkaar gehad. De beslismedewerker heeft aangegeven dat de overgelegde bewijsstukken van het reële huwelijk met referent onvoldoende zijn. De beslismedewerker heeft eiseres en referent daarom uitgenodigd voor een simultaan gehoor op 5 oktober 2022.
5.6.
Op 27 en 28 september 2022 heeft de gemachtigde van eiseres via e-mail de volgende stukken overgelegd:
- Twaalf foto’s van eiseres met referent samen;
- Schermafbeeldingen van de telefoon van eiseres met WhatsApp spraakberichten tussen haar en ‘Babes’ in de periode van 21 januari 2022 tot en met 19 september 2022;
- Dezelfde schermafbeeldingen, maar dan van de telefoon van een persoon die eiseres ‘Babes’ noemt, eiseres wordt ‘my wife’ genoemd;
- Een ‘letter of attestation’ van [persoon] (de vader van eiseres) waarin wordt aangegeven dat eiseres en referent als getrouwd stel bij hem inwonen;
- Een kopie van het paspoort van [persoon] ;
- Bankafschriften van de betaalrekening en de Oranje spaarrekening van referent van de periode 22 juli 2022 tot en met 24 augustus 2022;
- Loonspecificaties [bedrijf 6] van de referent van week 26, 35 en 36 van 2022;
- MijnAnders nota van 22 augustus 2022 gericht aan referent;
- Aangifte IB 2018 tot en met 2021 van referent;
- Pensioenoverzicht detailhandel 2021 van referent;
- Welkomstbrief [bedrijf 7] pensioenfonds van 1 september 2022 van referent;
- Brief van woningstichting [bedrijf 8] gericht aan de heer [persoon] van 13 september 2022 dat er onderhoudswerkzaamheden zullen plaatsvinden;
- Afrekening servicekosten 2018 en 2020 van woningstichting [bedrijf 8] gericht aan de heer [persoon] ;
- Brief van het OLVG [4] ziekenhuis, dokter [naam 2] van de afdeling gynaecologie, van 24 augustus 2022, waarin staat dat eiseres van 24 tot 25 augustus 2022 heeft verbleven op de afdeling gynaecologie voor de verwijdering van vleesbomen; en,
- Brief van het OLVG ziekenhuis, dokter [naam 2] van de afdeling gynaecologie, van 21 januari 2022, waarin onder meer staat dat de klachten in november 2021 zijn begonnen en dat eiseres sinds ruim een jaar zwanger probeert te worden en dat de partner nog geen vruchtbaarheidstest heeft gedaan.
5.7.
In het begeleidend schrijven geeft de gemachtigde aan dat eiseres en referent samenwonen in het huis van de vader van eiseres en daar geen huur betalen. Eiseres en referent hebben wel alle post en registraties op het adres staan. Uit het pensioenoverzicht volgt dat eiseres de begunstigde is van referent. Ook is aangegeven dat eiseres en referent kinderen proberen te krijgen. Verder geeft de gemachtigde aan dat eiseres en referent aan elkaar spraakberichten sturen omdat zij beiden niet snel kunnen schrijven. Ook geeft de gemachtigde aan dat met het overleggen van deze stukken geen aanleiding is om aan het huwelijk te twijfelen en dat zij daarom wenst dat het simultaan gehoor geannuleerd wordt.
5.8.
Uit de daaropvolgende mailwisseling op 3 en 4 oktober 2022 tussen de gemachtigde van eiseres en de beslismedewerker van de IND volgt dat de minister geen aanleiding ziet om de hoorzitting te annuleren. Volgens de minister zijn het leeftijdsverschil van negentien jaar, het trouwen met de handschoen, de omstandigheid dat referent in de maand voorafgaand aan het huwelijk een kind heeft gekregen met een andere vrouw en het feit dat zij wonen bij de vader van eiseres, aan te merken als indicatoren van misbruik. Op 4 oktober 2022 heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat alle genoemde omstandigheden al bekend waren bij de afgifte van het verblijfsdocument in augustus 2017 en dat daarom geen grondslag wordt gezien voor een simultaan gehoor.
Besluitvorming
6. Op 18 oktober 2022 heeft de minister een voornemen uitgebracht waarin wordt geconstateerd dat eiseres nimmer verblijfsrecht heeft gehad. Hierin heeft de minister het volgende overwogen. Omdat eiseres een aanvraag heeft gedaan tot afgifte van een verblijfsdocument 'duurzaam verblijf burger bij de Unie', mag volgens de minister onderzocht worden of zij in de vijf jaar voorafgaand aan deze aanvraag heeft voldaan aan de voorwaarden waaronder aan haar eerder verblijf als ‘familielid van een burger van de Unie’ bij referent is verleend. De minister stelt zich op het standpunt dat dit onderzoek volledig gerechtvaardigd is en komt tot de conclusie dat alles erop wijst dat zij een schijnhuwelijk met referent is aangegaan. De minister heeft, kort samengevat, de volgende indicatoren gebruikt om dit te onderzoeken: eiseres kent referent sinds 2013 en zij zijn in december 2015 met de handschoen getrouwd, referent heeft in januari 2014 en november 2015 nog een kind gekregen met een andere vrouw, er is een leeftijdsverschil van negentien jaar en eiseres heeft bij de aanvraag alleen stukken overgelegd die betrekking hebben op haarzelf. De minister wijst er ook op dat zij uit de tot dan toe aangeleverde stukken onvoldoende kan afleiden dat sprake is van een reëel huwelijk. Zo kan uit de WhatsApp-gesprekken niet worden afgeleid dat het een conversatie tussen eiseres en referent betreft, omdat de profielfoto’s lijken af te wijken, sommige berichten over en weer ontbreken en omdat alle berichten die verstuurd zijn op een ander tijdstip zijn ontvangen. Het lijkt er daarom op dat ‘Babes’ in een andere tijdzone woont dan eiseres, een ander persoon is dan referent en dat er gesjoemeld is met de berichten en de afzender. Ook wijst de minister op de brief van het OLVG waarin staat dat de partner nog geen vruchtbaarheidstest heeft gedaan, maar niet valt in te zien dat referent dat zou moeten doen. Referent heeft namelijk al drie kinderen. Bovendien staat de naam van referent nergens vermeld. Het lijkt er daarom op dat het gaat om een andere partner dan referent. Ook kan uit de ongedateerde foto’s geen reëel huwelijk worden afgeleid. Daarnaast haalt de minister aan dat eiseres met man en macht heeft geprobeerd het simultaan gehoor geen doorgang te hebben laten vinden. De minister stelt daarbij dat als er werkelijk sprake zou zijn geweest van een reëel huwelijk, niet valt in te zien waarom eiseres een dergelijke hoorzitting niet zou willen. Voor personen in een reëel huwelijk zou dit volgens de minister geen enkel probleem zijn.
6.1.
Op 27 oktober 2022 heeft eiseres een zienswijze ingediend. Daarin heeft zij zich op het standpunt gesteld dat geen grondslag bestaat voor een nader onderzoek in de vorm van een simultaan gehoor. De indicatoren die de minister hanteert waren namelijk al bekend bij de afgifte van het verblijfsdocument in augustus 2017. Verder heeft eiseres bij de aanvraag stukken overgelegd die zien op haar inkomen en het samenwonen met referent omdat niet om andere stukken wordt gevraagd. Eiseres stelt verder dat de bewijslast ten onrechte wordt omgedraaid door te stellen dat uit wordt gegaan van redelijke twijfel over de echtheid van het huwelijk als geen aanvullend bewijs daarvan wordt overgelegd. Eiseres heeft ook uitleg gegeven over waarom de profielfoto’s verschilden en over het tijdverschil. Referent had enige tijd een foto van zijn overleden vader als profielfoto gebruikt. Verder mag hij zijn telefoon niet aan hebben tijdens zijn werk en daarom komen de berichten later binnen bij hem. Ook is zijn telefoon beperkt aangesloten op het internet. Eiseres heeft nog de volgende stukken ingebracht:
- E-mailcorrespondentie tussen de gemachtigde van eiseres en de beslismedewerker;
- Een afbeelding van de telefoon van referent;
- Een afbeelding van de telefoon van eiseres;
- Drie foto’s van eiseres met de kinderen van referent; en,
- Brief van 25 oktober 2022 van [naam 3] , gynaecoloog, met daarin een tekstdeel gekopieerd van een bezoek van 19 oktober 2021 waarin referent genoemd staat als de partner van eiseres, dat nog geen vruchtbaarheidsonderzoek is aangevraagd en dat hij drie kinderen heeft.
6.2.
Op 22 december 2022 heeft de minister met het primaire besluit I vastgesteld dat het verblijfsrecht van eiseres als gemeenschapsonderdaan nimmer heeft bestaan. De minister stelt zich daar op het standpunt dat het gaat om een samenspel van indicatoren die het onderzoek naar het verblijfsrecht van eiseres rechtvaardigen. Het gaat om een volledige heroverweging. Daarom valt niet in te zien waarom er geen feiten en omstandigheden zouden mogen worden meegenomen bij het onderzoek die in de oorspronkelijke aanvraag zijn geconstateerd. De minister wijst er verder op dat de overgelegde ongedateerde foto’s geen ondersteuning zijn voor het bestaan van een reëel huwelijk. De minister stelt dat het erop lijkt dat de foto’s in scène zijn gezet en alleen zijn gemaakt om aan te tonen dat er sprake is van een reëel huwelijk, terwijl dat niet is gebleken. De minister merkt over de WhatsApp-berichten op dat daaruit nog steeds niet valt op te maken dat de berichten hebben plaatsgevonden tussen eiseres en referent. De minister stelt dat dit alles wordt versterkt door niet te verschijnen op een simultaan gehoor. Vervolgens stelt de minister dat weliswaar de gegevens van referent genoteerd zijn bij de gynaecoloog, maar mede gelet op de overige bevindingen hieruit niet kan worden geconcludeerd dat wel sprake zou zijn van een reëel huwelijk.
6.3.
Op dezelfde dag heeft de minister met het primaire besluit II de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’ van eiseres afgewezen onder verwijzing naar het primaire besluit I. Hierdoor is geen sprake van vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf in Nederland en dus geen sprake van rechtmatig duurzaam verblijf voor burgers van de Unie.
6.4.
Eiseres heeft bezwaar ingesteld tegen beide primaire besluiten en er nogmaals op gewezen dat de intrekking een heroverweging betreft van een in augustus 2017 genomen besluit, terwijl niet is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden, nieuw beleid of veranderde wettelijke bepalingen. De minister mag daar niet zomaar van terugkomen. Eiseres stelt dat vanaf het eerste contact tussen de gemachtigde en de minister gevraagd is welke nieuwe objectieve indicatoren aanleiding geven tot heroverweging van het eerder genomen besluit in augustus 2017. Tot op heden is geen nieuwe objectieve indicator genoemd op grond waarvan terug kan worden gekomen van de eerdere erkenning van het bestaan van een reëel huwelijk. Eiseres heeft verder de volgende stukken ingebracht:
- Screenshots van foto’s uit haar telefoon over de periode tussen 23 juni 2019 en 23 juni 2022; en,
- Een uitdraai van WhatsApp-spraakberichten van 12 en 13 september 2022;
6.5.
Bij aparte besluiten van 25 juli 2023 heeft de minister beide bezwaren ongegrond verklaard. De minister stelt dat het juist is dat de feiten die sterk wijzen in de richting van frauduleus handelen al bekend waren ten tijde van de aanvraag tot afgifte van het verblijfsdocument in augustus 2017, maar dat om onduidelijke redenen deze omstandigheden destijds aan de aandacht van de toenmalige beslismedewerker ontsnapt zijn. Hierdoor kan gesproken worden van een ambtelijke misslag bij de inwilliging van de aanvraag. De minister wijst er verder op dat het klopt dat dit op zichzelf niet voldoende reden kan zijn om een aantal jaren later alsnog een intrekkingsprocedure op te voeren, maar dat dit wel reden is om de aanvraag om afgifte van een verblijfsdocument ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’ kritisch tegen het licht te houden en geen genoegen te nemen met het enkele feit dat eiseres en referent sinds 10 juli 2017 op hetzelfde adres staan ingeschreven. De minister heeft daarom op 19 juli 2022 gevraagd om aanvullend bewijs. De bewijsstukken die eiseres heeft overgelegd zijn echter onvoldoende bevonden door de minister. Daarna is besloten om eiseres en referent uit te nodigen voor een simultaan gehoor, maar dat hebben zij geweigerd. Vervolgens is besloten om over te gaan tot intrekking. Dit acht de minister wel zorgvuldig. Over de overgelegde medische stukken stelt de minister zich op het standpunt dat het hebben van een kinderwens niet onlosmakelijk gekoppeld is aan het hebben van een vaste relatie en dat er geen documenten zijn opgestuurd waaruit blijkt dat de kinderwens ook door referent gedeeld wordt. Over de WhatsApp berichten stelt de minister dat niet duidelijk is wat is besproken tussen eiseres en referent.
6.6.
Deze beide besluiten zijn vervolgens bij brief van 4 oktober 2023 ingetrokken, omdat uit rechtspraak van de Afdeling [5] volgt dat er geen juridische grondslag bestaat voor het houden van een simultaan gehoor. [6] Hierdoor kan het weigeren om deel te nemen aan het simultaan gehoor niet langer worden tegengeworpen.
6.7.
Met een brief van 22 april 2024 is eiseres geïnformeerd dat inmiddels wel een juridische grondslag is om middels een simultaan gehoor onderzoek te doen in het geval sprake is van een gegrond vermoeden van misbruik. Daarom is eiseres nogmaals gevraagd of zij mee wil werken aan een simultaan gehoor. Op 26 april 2024 heeft eiseres de minister geïnformeerd dat het standpunt ten aanzien van het simultaan gehoor ongewijzigd is en dat zij wel belang heeft aan een ambtelijk gehoor in bezwaar.
6.8.
Met het bestreden besluit I van 27 mei 2024 heeft de minister het bezwaar van eiseres nogmaals ongegrond verklaard. De minister wijst er eerst uitdrukkelijk op dat de overwegingen in het besluit van 25 juli 2023 in dit besluit worden overgenomen voor zover deze overwegingen geen betrekking hebben op de hoorplicht. Ten aanzien van de indicatoren verwijst de minister naar het primaire besluit I van 22 december 2022 waarin staat dat bij de aanvraag duurzaam verblijf enkel stukken van eiseres over zijn gelegd en dat ieder aanvullend bewijs van de door haar gestelde duurzame relatie ontbreekt. Dit is volgens de minister een indicator die dateert van na de inwilliging van de aanvraag. De minister stelt ook dat de omstandigheid dat eiseres al voor het verstrijken van de termijn van vijf jaar, een aanvraag heeft ingediend tot afgifte van een verblijfsdocument ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’, aan te merken is als een nieuwe indicator. Dit duidt er volgens de minister op dat eiseres kennelijk haast heeft een verblijfsrecht te krijgen dat niet langer afhankelijk is van referent. Verder acht de minister van belang dat uit een IRN-Quickscan [7] naar voren is gekomen dat haar Facebookaccount geen foto’s van referent bevat, noch dat zij met hem bevriend is. Tussen hen is geen enkele link gevonden. Dit is ook een indicator voor het uitvoeren van een nader onderzoek. Ook ziet de minister niet in wat voor een meerwaarde een gewone hoorzitting zou kunnen hebben, omdat het weinig tot niets zou kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding die in het licht van de vele indicatoren voor een schijnhuwelijk noodzakelijk is. Het feit dat eiseres alles in het werk stelt om een simultaan gehoor te voorkomen, vormt des te meer een aanwijzing dat er sprake is van een schijnhuwelijk.
6.9.
Bij bestreden besluit II heeft de minister ook het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor afgifte van een verblijfsdocument ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’ ongegrond verklaard en heeft voor de motivering hiervan verwezen naar de motivering van het bestreden besluit I.
Beroep tegen de vaststelling dat het verblijfsrecht nimmer heeft bestaan
7. De rechtbank stelt vast dat partijen verdeeld zijn over de vraag of de door de minister gehanteerde indicatoren voldoende zijn om een redelijk vermoeden van misbruik en daarmee ook het doen van nader onderzoek in de vorm van een simultaan gehoor te rechtvaardigen. De rechtbank overweegt dat het de minister in beginsel vrijstaat om te bepalen welke indicatoren worden gehanteerd bij de vaststelling dat er een redelijk vermoeden van misbruik is dat nader onderzoek rechtvaardigt. Uit de Richtsnoeren [8] volgt dat een lidstaat in individuele gevallen een onderzoek mag instellen wanneer een gegrond vermoeden van misbruik of fraude bestaat, waarbij zij zich baseren op eerdere analyses en ervaringen waaruit is gebleken dat er een duidelijk verband bestaat tussen gevallen waarin misbruik is bewezen en bepaalde kenmerken van deze gevallen. De Richtsnoeren bieden in paragraaf 4.2 een reeks indicatieve criteria die doen vermoeden dat er sprake is van misbruik, maar die lijst is niet limitatief. Dat neemt niet weg dat een dergelijke indicator wel een daadwerkelijke aanwijzing moet zijn van misbruik en dat het nog steeds aan de minister is om te bewijzen dat sprake is van dergelijk misbruik. De rechtbank zal hieronder beoordelen of sprake is van voldoende indicatoren om een redelijk vermoeden van misbruik en daarmee een nader onderzoek in de vorm van een simultaan gehoor te rechtvaardigen. De rechtbank zal eerst ingaan op de omstandigheden die ten tijde van de afgifte van het verblijfsdocument in augustus 2017 bekend waren en nu door de minister worden aangemerkt als indicator. Daarna zal de rechtbank ingaan op de omstandigheden die dateren van na de afgifte van het verblijfsdocument en door de minister worden aangemerkt als indicator.
Bekende omstandigheden
7.1.
Eiseres stelt dat de minister ten onrechte enkel omstandigheden heeft gebruikt die bekend waren voor de afgifte in augustus 2017 van het verblijfsdocument waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan, om in 2022 opnieuw onderzoek te doen naar de relatie van eiseres en referent. Hiermee komt de minister terug van een eerder verleend verblijfsrecht zonder dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die daartoe aanleiding geven. Op deze wijze maakt de minister oneigenlijk gebruik van de bevoegdheid om nader onderzoek te doen naar aanleiding van een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument 'duurzaam verblijf burger van de Unie'. Er bestond dan ook geen enkele wettelijke grondslag om nader en diepgaand onderzoek te verrichten naar de vraag of gedurende de afgelopen vijf jaar sprake is geweest van een reëel huwelijk.
7.2.
De minister stelt zich op het standpunt dat wel degelijk indicatoren die ten tijde van de verlening van het verblijfsdocument al bekend waren, gebruikt mogen worden als basis voor het onderzoek naar de relatie tussen eiseres en referent. Naast de omstandigheid dat sprake is van een ambtelijke misslag, is van belang dat het gaat om een declaratoire recht en de toepassing van een algemeen beginsel van het Unierecht: als niet aan de voorwaarden is voldaan, kan een duurzaam verblijfsrecht niet worden vastgesteld, ook niet omdat het eenmaal eerder wel – al dan niet abusievelijk – is bevestigd. [9] Dit geldt te meer voor een verblijfsdocument dat is verstrekt op grond van fraude en misbruik. Immers, aan fraude en misbruik kan per definitie geen gerechtvaardigd vertrouwen ontleend worden. [10] Daarbij is bovendien van belang dat eiseres zelf een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument ‘duurzaam verblijf burger van de Unie' heeft ingediend, wat voor de minister terecht aanleiding geeft om de feiten en omstandigheden opnieuw te toetsen. De minister móet daarbij immers beoordelen of eiseres vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. [11] Ten slotte is het de minister niet duidelijk op grond waarvan eiseres stelt dat als slechts sprake zou zijn van indicatoren die bij de afgifte van een verblijfsdocument al bekend waren, dit niet tot nader onderzoek zou kunnen leiden.
7.3.
De rechtbank volgt het standpunt van de minister niet dat de inwilliging van de aanvraag in augustus 2017 aan te merken is als een ambtelijke misslag. Destijds was er kennelijk aanleiding om nader onderzoek te doen naar de aanvraag door middel van het aanbieden van herstelverzuim om meer informatie over de relatie te verkrijgen. Uit rechtspraak van de Afdeling is echter af te leiden dat geen sprake kan zijn van een ambtelijke misslag, als de minister nader onderzoek heeft ingesteld naar de zaak. [12] De rechtbank overweegt dat de minister ook niet heeft gemotiveerd waarom er sprake zou zijn van een ambtelijke misslag, anders dan dat nu kennelijk anders tegen de inwilliging aan wordt gekeken. Verder overweegt de rechtbank dat hoewel de minister terecht het standpunt inneemt dat aan fraude geen gerechtvaardigd vertrouwen ontleend kan worden, dit de minister niet kan baten. De vraag die nu voorligt is namelijk of de minister nader onderzoek mocht doen naar de relatie van eiseres en referent vanwege een gegrond vermoeden van misbruik. De vraag of eiseres en referent gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen aan de inwilliging in augustus 2017 komt pas aan de orde nadat is vastgesteld dat sprake is van fraude, en daar is nog geen sprake van.
7.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister in beginsel de omstandigheden die al bekend waren bij de inwilliging in augustus 2017, nu niet kan gebruiken als grondslag voor onderzoek naar misbruik. Het rechtszekerheidsbeginsel verzet zich er namelijk tegen dat op basis van dezelfde voor de beoordeling relevante gegevens vijf jaar later tot een andere conclusie wordt gekomen. Aan het rechtszekerheidsbeginsel komt binnen het Unierecht immers zwaarwegende betekenis toe. [13] Uit de stukken is op te maken dat bij de inwilliging in augustus 2017 al bekend was dat sprake is van een leeftijdsverschil van negentien jaar en dat referent drie kinderen heeft, waarvan één is geboren vlak voordat hij trouwde met eiseres en één is geboren in het jaar voorafgaand aan hun huwelijk. Ook was toen bekend dat zij zijn getrouwd met de handschoen. Zonder nieuwe indicatoren mag de minister niet onderzoeken of er sprake is geweest van een reëel huwelijk. De minister heeft dit ook erkend door in de beslissing op bezwaar van 25 juli 2023 op te merken dat de indicatoren die bekend waren bij de inwilliging op zichzelf niet voldoende reden kunnen zijn om een aantal jaar later alsnog een intrekkingsprocedure te rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze indicatoren alleen gebruikt mogen worden als zich na de inwilliging nieuwe indicatoren voordoen die maken dat anders tegen de beoordeling in augustus 2017 moet worden gekeken.
7.5.
De rechtbank moet daarom beoordelen of er sprake is van nieuwe indicatoren die een gegrond vermoeden van misbruik en daarmee een onderzoek naar het huwelijk van eiseres en referent kunnen rechtvaardigen. Volgens de minister gaat het om de volgende indicatoren:
- Bij de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’ heeft eiseres enkel stukken overgelegd die betrekking hadden op haarzelf; en,
- Dat eiseres al voor het aflopen van de termijn van vijf jaar van haar verblijfsdocument, een aanvraag heeft ingediend tot afgifte van een verblijfsdocument ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’.
De minister heeft in beroep, nadat eiseres haar erop heeft gewezen dat zij onderzoek heeft gedaan naar de verkeerde sociale media profielen, opgemerkt dat zij de resultaten van de IRN-Quickscan niet langer als een indicator van misbruik handhaaft.
Nieuwe omstandigheid – enkel stukken ingebracht die zien op eiseres zelf
8. Eiseres stelt dat de omstandigheid dat zij alleen stukken van haarzelf bij de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument 'duurzaam verblijf burger van de Unie' heeft overgelegd, niet aangemerkt kan worden als indicator voor een redelijk vermoeden voor het bestaan van een schijnhuwelijk. Eiseres heeft namelijk de documenten overgelegd zoals is verzocht in het aanvraagformulier. Door dit als indicator aan te merken wordt de bewijslast van het bestaan van een schijnhuwelijk op ongeoorloofde wijze omgekeerd.
8.1.
De minister merkt over deze indicator het volgende op. Deze indicator ziet op de omstandigheid dat eiseres na de herstelverzuimbrief van 19 juli 2022 geen stukken heeft overgelegd die zien op het reële huwelijk tussen eiseres en referent, terwijl in deze brief staat dat bewijsstukken nodig zijn die het reële huwelijk met de referent van de vijf jaar daarvoor aantonen, om de aanvraag goed te kunnen beoordelen. Deze omstandigheid moet daarom worden gezien als de relevante indicator.
8.2.
De rechtbank overweegt dat in het voornemen staat dat de omstandigheid dat bij de aanvraag enkel stukken zijn overgelegd die zien op eiseres als indicator is gebruikt om nader onderzoek te doen. In beroep is het standpunt gewijzigd en is opgemerkt dat het gaat om de stukken die na de herstelverzuimbrief zijn overgelegd. De rechtbank zal daarom ingaan op beide standpunten. De rechtbank stelt als eerste vast dat bij de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument 'duurzaam verblijf burger van de Unie', enkel is verzocht om een kopie van het paspoort en onderbouwing van het inkomen over de afgelopen vijf jaar. [14] Eiseres heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat zij de stukken heeft overgelegd waar om is gevraagd. Dat eiseres bij de aanvraag enkel stukken van haarzelf heeft overgelegd kan dan ook niet als indicator van een gegrond vermoeden van misbruik worden aangemerkt. Vervolgens heeft de minister met een herstelverzuimbrief gevraagd om bewijsstukken die het reële huwelijk de afgelopen vijf jaar met referent aannemelijk maken. De rechtbank merkt op dat, anders dan de minister stelt, eiseres niet enkel stukken heeft overgelegd die zien op haarzelf. Zo heeft eiseres een WhatsApp-schermafbeelding, enkele foto’s, bankafschriften en aangiftes inkomstenbelasting van haarzelf en referent overgelegd. Belangrijker nog is dat de rechtbank van oordeel is dat het niet aan eiseres is om aannemelijk te maken dat sprake is van een reëel huwelijk, zoals de minister in het herstelverzuim verzoekt. Dit gelet op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 29 september 2022 [15] , bevestigd met de uitspraak van de Afdeling van 3 mei 2024 [16] . Uit deze uitspraken volgt namelijk dat de bewijslast op een ongeoorloofde wijze wordt omgedraaid als wordt geëist dat de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij vijf jaar een relatie heeft gehad, omdat de minister anders uitgaat van een schijnrelatie. De bewijslast dat rechtsmisbruik of fraude is gepleegd rust immers op de minister. Het is wel aan de vreemdeling om de aanvraag met stukken te staven zodat hij aannemelijk maakt dat hij voldoet aan de voorwaarden van het verblijfsrecht. Uit de uitspraak van de Afdeling volgt ook dat als een vreemdeling vraagt om hem een verblijfsdocument te verstrekken waaruit zijn duurzaam verblijfsrecht blijkt, de minister op grond van artikel 16 van de Verblijfsrichtlijn [17] moet beoordelen of de vreemdeling en de Unieburger vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland hebben gehad. Uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie [18] volgt dat familieleden van een Unieburger die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, alleen het duurzaam verblijfsrecht verwerven als die Unieburger ten eerste zelf aan de vereisten van artikel 16, eerste lid, van de Verblijfsrichtlijn voldoet en, ten tweede, deze familieleden tijdens de betrokken periode bij de Unieburger hebben gewoond.
8.3.
Gelet op het voorgaande is het dus aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij gedurende vijf jaar ononderbroken legaal bij referent heeft gewoond. Hierdoor mag de minister vragen naar stukken die de samenwoning van eiseres en referent aannemelijk maken, maar niet naar stukken die het reële huwelijk in de afgelopen vijf jaar tussen eiseres en referent aannemelijk maken. Dat wordt namelijk niet als voorwaarde gesteld in artikel 16 van de Verblijfsrichtlijn. De tegenwerping van de minister dat eiseres enkel stukken van haarzelf heeft ingediend bij de aanvraag dan wel na de herstelverzuimbrief en dat daarom sprake is van een indicator voor misbruik, volgt de rechtbank dan ook niet.
Nieuwe omstandigheid – al voor het aflopen van de vijfjaarstermijn een nieuwe aanvraag indienen
9. Eiseres voert aan dat het indienen van een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument 'duurzaam verblijf burger van de Unie' voor het aflopen van de vijf jaar, niet aan te merken is als een indicator van een gegrond vermoeden van misbruik. Eiseres heeft de aanvraag drie maanden voor afloop van de geldigheid van haar verblijfsdocument aangevraagd op advies van de IND. In dit verband is ook relevant dat eiseres volgens het Unierecht in geval van beëindiging van het huwelijk na drie jaar, waarvan één jaar verblijf in Nederland als familielid van een gemeenschapsonderdaan, haar verblijfsrecht in Nederland behoudt. Zij was al in december 2018 drie jaar gehuwd, en zij verbleef in augustus 2018 al een jaar in Nederland als familielid van een gemeenschapsonderdaan. Zij zou, in het geval zij haast zou hebben om niet meer afhankelijk te zijn van haar huwelijk, al in december 2018 hebben kunnen scheiden zonder verlies van haar verblijfsrecht.
9.1.
De minister voert aan dat eiseres niet wordt gevolgd in het standpunt dat zij de aanvraag eerder heeft ingediend op advies van de IND. Nog afgezien van het feit dat eiseres verwijst naar niet gespecificeerde algemene informatie, heeft de IND eiseres persoonlijk niet geadviseerd op tijd te beginnen met het aanvragen van een nieuwe verblijfsdocument. Daarbij is ook van belang dat eiseres een declaratoir verblijfsrecht had dat van rechtswege bestaat, zodat geen sprake is van een aflopende verblijfsvergunning. Een verblijfsdocument, ook die ten aanzien van duurzaam verblijfsrecht, heeft dan ook slechts een declaratoire waarde. De omstandigheid dat eiseres al eerder in aanmerking had kunnen komen voor een zelfstandig verblijfsrecht doet aan het voorgaande niet af. De minister handhaaft deze indicator dan ook.
9.2.
De rechtbank volgt de minister niet in het standpunt dat als voor het aflopen van de termijn van vijf jaar al een aanvraag om afgifte van een verblijfsdocument 'duurzaam verblijf burger van de Unie' wordt ingediend, dit een indicator oplevert dat sprake kan zijn van misbruik. Uit de Richtsnoeren volgt namelijk dat de minister zich mag baseren op eerdere analyses en ervaring die aantonen dat er een duidelijk verband bestaat tussen gevallen waarin misbruik is bewezen en bepaalde kenmerken van deze gevallen. [19] De minister heeft echter ook na vragen van de rechtbank op de zitting niet kunnen motiveren waarom het eerder indienen van een aanvraag duidt op misbruik. De minister heeft bijvoorbeeld niet toegelicht dat uit analyses blijkt dat er een significant statistisch verschil bestaat in het aantal vastgestelde schijnrelaties in aanvragen voor duurzaam verblijf die zijn ingediend voor het verstrijken van de termijn van het voorafgaande verblijfsdocument, vergeleken met aanvragen die na het verstrijken van deze termijn zijn ingediend. Bovendien wordt eiseres gevolgd in het standpunt dat het ook geen logische indicator van misbruik is, nu volgens artikel 13 van de Verblijfsrichtlijn in geval van beëindiging van het huwelijk na drie jaar, waarvan één jaar verblijf in Nederland als familielid van een gemeenschapsonderdaan, het verblijfsrecht in Nederland wordt behouden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat deze omstandigheid als indicator van een gegrond vermoeden van misbruik is aan te merken.
Conclusie: geen gerechtvaardigd onderzoek naar een schijnhuwelijk
10. De rechtbank overweegt dat onder 7.4. is geoordeeld dat de indicatoren die tijdens de inwilliging in augustus 2017 bekend waren enkel als indicator voor nader onderzoek gebruikt mogen worden als zich na de inwilliging nieuwe indicatoren voordoen. Uit overwegingen 8.3. en 9.2. volgt echter dat geen sprake is van indicatoren van een gegrond vermoeden van misbruik van na de inwilliging in augustus 2017. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat er geen sprake is van een gegrond vermoeden van misbruik dat nader onderzoek in de vorm van een simultaan gehoor rechtvaardigt. Dit betekent ook dat de minister ten onrechte heeft tegengeworpen dat het niet mee willen werken aan een simultaan gehoor de vermoedens van een schijnhuwelijk versterken. De beroepsgrond slaagt.
10.1.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat de minister zich in deze zaak op het standpunt heeft gesteld dat als er werkelijk sprake zou zijn geweest van een reëel huwelijk, niet valt in te zien waarom eiseres een simultaan gehoor niet zou willen. Voor personen in een reëel huwelijk zou dit volgens de minister geen enkel probleem zijn. Met dit standpunt miskent de minister dat het houden van een simultaan gehoor een belastende bevoegdheid is die door betrokkenen als een inbreuk op hun privéleven wordt ervaren. [20] Dit is reden genoeg voor elke vreemdeling om niet deel te willen nemen aan een simultaan gehoor, als daar geen rechtvaardiging voor bestaat. Dergelijke uitlatingen van de minister zijn daarom onbegrijpelijk.
10.2.
De rechtbank overweegt verder ten overvloede dat het standpunt van de minister ten aanzien van de medische stukken die eiseres heeft ingebracht als onderbouwing van het reële huwelijk, onnavolgbaar is. Eiseres heeft een brief van de gynaecoloog van 25 oktober 2022 ingebracht waarin over haar partner het volgende staat:
“ [naam 1] (22-10-1971). Gezond, Heeft 3 kinderen, jongste 6 jaar. Ned verzekering. SA is nog niet gevraagd, hij heeft 3 kinderen. Dus wellicht na HSG.”Dit stuk is een sterke indicatie dat sprake is van een reëel huwelijk. De motivering van de minister dat weliswaar de gegevens van referent genoteerd zijn bij de gynaecoloog, maar dat onduidelijk is of referent ook een kinderwens heeft en dat mede gelet op de overige bevindingen hieruit niet kan worden geconcludeerd dat er op basis hiervan dus wel sprake zou zijn van een reëel huwelijk, vindt de rechtbank dan ook onbegrijpelijk en getuigt niet van een welwillend bestuursorgaan. De onwelwillende houding van de minister in deze zaak volgt ook uit de ongefundeerde stelling van de minister dat het erop lijkt dat de foto’s in scène zijn gezet en alleen zijn gemaakt om aan te tonen dat er sprake is van een reëel huwelijk. De rechtbank wijst de minister erop dat dergelijke verstrekkende stellingen gemotiveerd en onderbouwd moeten worden. Het is de rechtbank echter onduidelijk gebleven waar deze stellingen op gebaseerd zijn, anders dan dat de minister vermoedt dat sprake is van een schijnhuwelijk. Dit is onzorgvuldig van de minister.
Hoorplicht geschonden
11. Eiseres voert als laatste aan dat zij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase. Eiseres doelt dan niet op een simultaan gehoor, maar op een ambtelijke hoorzitting in bezwaar. De minister mag het weigeren om deel te nemen aan een simultaan gehoor niet gebruiken als grond om eiseres niet in bezwaar te horen. Eiseres heeft in bezwaar expliciet aangegeven dat zij wel behoefte heeft om gehoord te worden. Hier mag de minister niet zomaar aan voorbijgaan.
11.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat terecht is afgezien van een mondelinge hoorzitting in bezwaar. Immers, de indicatoren hebben terecht geleid tot een nader onderzoek in de vorm van een simultaan gehoor. Eiseres en referent hebben echter herhaaldelijk te kennen gegeven niet mee te willen werken aan een dergelijk gehoor. Eiseres heeft aangegeven wel mondeling in bezwaar te willen worden gehoord. De minister heeft eiseres vervolgens in de gelegenheid gesteld om schriftelijk een nadere toelichting te geven op het bezwaar, waarop eiseres heeft aangegeven hiervan geen gebruik te willen maken. Gelet daarop is terecht van horen in bezwaar afgezien.
11.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister niet heeft kunnen afzien van het horen in bezwaar. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat een simultaan gehoor en een ambtelijke hoorzitting andere doelstellingen hebben. Een simultaan gehoor heeft als doelstelling onderzoek te kunnen doen naar de oprechtheid van een relatie, terwijl een ambtelijke hoorzitting als doel heeft aan eiseres de mogelijkheid te bieden om eventuele onduidelijkheden weg te nemen en daardoor de minister in staat te stellen om op grond van de meest volledig mogelijke feiten en omstandigheden een beslissing te nemen. Uit de stukken volgt ook dat de minister veel vraagtekens plaatste bij de inhoud van stukken, zoals de medische stukken en de WhatsApp-berichten, en dat is bij uitstek iets waar eiseres in een ambtelijk gehoor duidelijkheid over had kunnen geven. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de minister het bezwaar niet kennelijk ongegrond heeft mogen verklaren, nu gelet op bovenstaande overwegingen, er wel twijfels bestaan over of het bezwaar ongegrond verklaard kon worden. Deze beroepsgrond slaagt.
Beroep tegen bestreden besluit II
12. De rechtbank overweegt het volgende ten aanzien van het beroep tegen het bestreden besluit II. Bij bestreden besluit II heeft de minister het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’ ongegrond verklaard en heeft voor de motivering hiervan verwezen naar de motivering van het bestreden besluit I. Nu in voorgaande overwegingen door de rechtbank is geoordeeld dat de motivering van het bestreden besluit I geen stand kan houden, leidt dat ertoe dat ook de motivering in het bestreden besluit II geen stand kan houden.

Conclusie en gevolgen

13. De beroepen zijn gegrond omdat de bestreden besluiten in strijd zijn met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van de besluiten in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de minister op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
14. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister nieuwe besluiten moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor acht weken.
15. De rechtbank ziet daarbij aanleiding om ambtshalve met toepassing van artikel 8:72, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht een last onder dwangsom op te leggen. De rechtbank bepaalt dat verweerder een bedrag van € 200,- per dag verbeurt voor iedere dag dat zij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven. Het maximum van de dwangsom wordt bepaald op € 30.000,-. De rechtbank kiest voor een hogere dwangsom dan gebruikelijk omdat de onderhavige aanvraag al in mei 2022 is ingediend.
16. Omdat het beroep gegrond is moet de minister het griffierecht in beide zaken aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
De minister moet deze vergoeding betalen. De rechtbank stelt vast dat sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank beschouwt deze zaken als één zaak op grond van artikel 3 van het Bpb, omdat in iedere zaak door dezelfde gemachtigde een nagenoeg identiek beroepschrift is ingediend. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank, in zaaknummer NL24.24323:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit I van 27 mei 2024;
- draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
De rechtbank, in zaaknummer NL24.9428:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit II van 27 mei 2024;
- draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
De rechtbank, in alle zaken:
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 374 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres; en,
- bepaalt dat de minister een dwangsom verbeurt van € 200,- per dag waarop de minister in gebreke blijft deze uitspraak na te leven, met een maximum van € 30.000,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.S. Roefs, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL24.24324.
2.Digitaal aanvraagformulier, ‘Overview ‘Permanent residence Union citizen” van 25 mei 2022 om 18:45.
3.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
4.Onze Lieve Vrouwe Gasthuis.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zie ook de uitspraak van 19 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2357.
7.Digitaal onderzoek.
8.COM (2009) 313, Richtsnoeren van 2 juli 2009 voor een betere omzetting en toepassing van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.
9.Arrest van het Hof van Justitie van 14 september 2017, C-184/16, ECLI:EU:C:2017:684, onder 35.
10.Arrest van het Hof van Justitie van 22 november 2017, C-251/16, ECLI:EU:C:2017:881, onder
11.Uitspraak van de Afdeling van 3 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1875, onder 5.1
12.Uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA1325.
13.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 april 2025, ECLI:NL:RVS:2015:1165, onder 2.4. en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam van 24 augustus 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:8258, onder 5, waarin het gaat om het rechtszekerheidsbeginsel in het kader van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht.
14.Digitaal aanvraagformulier, ‘Overview ‘Permanent residence Union citizen” van 25 mei 2022 om 18:45.
15.AWB 21/7444, AWB 21/7445 en AWB 21/7446.
17.Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG
18.Zie het arrest van 8 mei 2013, Alarape en Tijani, C-529/11, ECLI:EU:C:2013:290, onder 34 en 37.
19.Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende richtsnoeren voor een betere omzetting en toepassing van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden van 2 juli 2009, COM(2009) 313 definitief, p. 16.
20.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2357, onder 4.3.