4.3.Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
Voor een geslaagd beroep op noodweer(exces) dient vast komen te staan dat op enig moment sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte, waartegen hij zich noodzakelijk moest verdedigen.
Bij de beoordeling van het beroep op noodweer(exces) dient de rechtbank duidelijk te maken of zij de feitelijke toedracht, zoals door de verdediging bij haar verweer heeft aangevoerd, aannemelijk geworden acht (Hoge Raad 8 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:867). Daarbij kan echter niet worden gezegd dat het in de eerste plaats aan de verdachte is om de gestelde feiten aannemelijk te maken (Hoge Raad 17 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:AD1775). De verdachte hoeft weliswaar niet (steeds) de feitelijke grondslag van een beroep op noodweer aannemelijk te maken, maar hij zal wel voldoende relevante feiten moeten stellen (Hoge Raad 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1894). De rechtbank ziet zich gesteld voor de beoordeling van een geweldsincident waarbij
de verklaringen van de direct betrokkenen, [naam 1] en de verdachte, voor wat betreft de feitelijke toedracht haaks op elkaar staan. De rechtbank zal eerst de verklaringen van [naam 1] en de verdachte weergeven, dan de feitelijke toedracht vaststellen en vervolgens het beroep op noodweer(exces) beoordelen.
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij op 4 juni 2024 in de woning van [naam 1] in Den Haag aanwezig was, omdat hij voor zijn verjaardag ‘op de pof’ verdovende middelen wilde kopen. [naam 1] en de verdachte kenden elkaar van vroeger en waren elkaar een aantal weken voor het incident tegengekomen. Toen de verdachte bij de woning van [naam 1] aankwam, heeft hij een blikje Ice Tea aangeboden gekregen van [naam 1] en is hij op de bank gaan zitten. [naam 1] wist dat de verdachte in het Vreemdelingenlegioen had gezeten en vroeg aan de verdachte of hij voor hem een klusje wilde doen. De verdachte wist dat hij dan bij iemand geld zou moeten halen, of iemand pijn zou moeten doen. Toen hij dit weigerde, liep [naam 1] naar de keuken en kwam hij terug met een mes. De verdachte moest zijn zakken leegmaken en [naam 1] dreigde zijn vriendin en zijn kind wat aan te doen. Hierop is de verdachte in paniek naar de keuken gerend en heeft hij een mes uit de la gepakt. Nadat [naam 1] een stekende beweging richting de verdachte maakte, heeft hij uitgehaald en [naam 1] met het mes in zijn hals geraakt. De verdachte heeft [naam 1] toen meerdere keren in zijn nek, buik en in zijn rug gestoken. Toen [naam 1] op de grond lag en het mes uit zijn handen had laten vallen, kroop hij wederom naar dat mes en probeerde hij met dat mes weer op te staan, waarna de verdachte hem met een waterpomptang een aantal keer op zijn hoofd en handen heeft geslagen.
In zijn verklaring op 17 juni 2024 heeft de verdachte het mes waarmee hij werd aangevallen beschreven als een grote keukenmes, geheel zilver van ongeveer dertig centimeter. De verdachte heeft verklaard dat hij dat mes uiteindelijk onder de lage tafel in de woonkamer heeft weggeschopt.
De verklaringen van [naam 1]
Toen de verbalisanten op 4 juni 2024 ter plaatse kwamen, verklaarde [naam 1] dat hij was overvallen in zijn woning door iemand met gezichtsbedekking en dat een geldbedrag van rond de 500 à 600 euro en zijn telefoon waren weggenomen. Hij wist niet wie de dader was. Op 13 juni 2024 verklaarde [naam 1] in het ziekenhuis dat werd aangebeld, dat de deur open ging en dat hij van alle kanten klappen kreeg. [naam 1] verklaarde vervolgens dat hij zich niet kon voorstellen dat de aangehouden verdachte hier iets mee te maken had, dit terwijl de verbalisanten de identiteit van de verdachte nog niet naar voren hadden gebracht. Nadat [naam 1] hiermee werd geconfronteerd, verklaarde hij dat hij had gelogen omdat hij bang was voor de verdachte. Hij verklaarde dat hij de voordeur open heeft gedaan voor de verdachte, die hij al een jaar niet had gezien, en dat ze samen naar de keuken zijn gelopen. [naam 1] heeft de verdachte een blikje Ice Tea gegeven en hij is voor de verdachte uit de woonkamer ingelopen. Hij voelde ineens een harde klap van achteren op zijn hoofd. Hij is op de grond gevallen, waarna hij werd getrapt. Vervolgens is hij in zijn nek gestoken.
Tijdens zijn verhoor op 26 juni 2024 heeft [naam 1] verklaard dat hij na het vertrek van de verdachte met een andere telefoon een ambulance heeft gebeld. Tijdens het wachten op de ambulance heeft hij geld uit het TV-meubel naar de gangkast verplaatst en een Jumbotas heeft hij vanuit de gangkast naar de slaapkamer verplaatst.
Feitelijke toedracht
De vaststelling van de feitelijke toedracht, en daarmee de beoordeling van de juistheid
van de verklaringen van de verdachte en [naam 1] , wordt bemoeilijkt doordat er geen ooggetuigen of camerabeelden van het incident zijn. Wel is er objectief bewijs in de vorm van forensisch onderzoek.
Objectief bewijs
Nadat verbalisanten in de woning van [naam 1] aankwamen, zagen zij dat hij volledig onder het bloed zat en meerdere verwondingen had. Op de vloer in de kamer en in de gang zaten vele bloedsporen alsook een poel van bloed.
Uit het rapport van GGD Hollands Midden, van 31 december 2024, volgt dat [naam 1] van 4 juni 2024 tot en met 14 juni 2024 opgenomen is geweest in het HMC Westeinde, waarvan de eerste zes dagen op de Intensive Care. Gedurende de ziekenhuisopname is het volgende letsel vastgesteld en heeft [naam 1] de volgende behandelingen ondergaan:
- meerdere verwondingen op het achterhoofd die zijn gehecht;
- een breuk van de linkeroogkas met een bloeduitstorting en zwelling;
- een bloeding van de linker tonsil (keelamandel), die is gestelpt;
- een verwonding aan de tong die is gehecht door de KNO-arts;
- drie (steek)verwondingen in de hals, linksachter, linksvoor en rechtsvoor die zijn gehecht evenals de linkerhalsspier;
- een (steek)verwonding rechtsachter in de borstkas die is gehecht met een klaplong en een bloeding in de borstholte die operatief is behandeld, en waarbij twee dagen later nogmaals een operatieve ingreep nodig was vanwege een nabloeding in de borstholte;
- een breuk van de rechterpink die operatief is behandeld middels fixatie met een
ijzerdraad;
- een breuk van één van de acht handwortelbeentjes in de rechterhand die is behandeld met gips;
- een breuk van de linkerduim met letsel aan de nagel die tijdens een operatie is
teruggeplaatst.
Uit genoemd rapport volgt dat één van de drie snij- of steekverwondingen in de hals groter dan zeven centimeter was met letsel aan de halsspier. Deze verwonding wordt gekwalificeerd als ernstig letsel. De scheur-, snij-, of steekverwonding rechtsachter in de borstkas wordt eveneens gekwalificeerd als ernstig letsel.
Aan de hand van de verklaring van de verdachte dat [naam 1] hem aanviel met een mes, is in de woning van [naam 1] gezocht naar het mes waarmee de verdachte zou zijn aangevallen. De verdachte zou het mes onder de salontafel hebben geschopt. Bij onderzoek in de woning werd waargenomen dat het feitelijk niet mogelijk was om een mes onder de salontafel te schoppen, omdat er geen ruimte was tussen het vloerkleed en de onderzijde van de tafel. Er werd ook elders op de grond geen mes aangetroffen. Wel werd in de keukenlade een mes aangetroffen die aan de beschrijving van het mes door de verdachte voldeed, maar het mes lag onder een kaasschaaf en scharen. Op het mes en aan de binnen- en buitenzijde van de lade zaten geen bloedsporen.
In het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek in de woning van [naam 1]
van 6 september 2024 staat beschreven dat op basis van de aanwezige sporen kan worden gesteld dat de verklaring van het slachtoffer dat hij in de woonkamer op de grond is gevallen en daar heeft gelegen, meer waarschijnlijk is dan de verklaring van de verdachte dat [naam 1] heeft gekropen naar een mes. Er zijn ook geen kruipsporen aangetroffen.
Aan de hand van de bloedsporen is ook gekeken naar de posities van [naam 1] en de verdachte. Gezien de impactpatronen op het tv-meubel, op de muur tussen de entree van hal en de keuken, en op de deurpost van de keuken wordt gesteld dat [naam 1] zich laag, ongeveer tussen de vloer en de hoogte van het tv-meubel, bevond. Gezien de verschillende lage impactpatronen wordt ook gesteld dat er meerdere keren krachtsinwerking is geweest van een object in vloeibaar bloed. Hierbij kan niet gezegd worden wat het object was (vuist, hand of voorwerp), maar het kan passen bij schoppen, slaan en/of steken.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld waarom de verdachte [naam 1] bezocht en wat er precies is gebeurd voorafgaand aan het steken en slaan door de verdachte. Wel komt de rechtbank tot de conclusie dat de door de verdachte beschreven aanleiding voor het steken van [naam 1] – de bedreiging en aanval door [naam 1] met een mes – niet aannemelijk is geworden. Daarbij is van belang dat er geen mes op de grond is aangetroffen en dat het mes waarmee de verdachte denkt te zijn aangevallen zonder enig bloedspoor is aangetroffen in de keukenlade onder ander keukengerei. Gelet op de omstandigheid dat [naam 1] geheel onder het bloed zat en op de hoeveelheid bloed en de bloedsporen die in de woning zijn waargenomen, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [naam 1] het mes waarmee hij de verdachte zou hebben aangevallen zonder bloedsporen achter te laten in de keukenlade onder ander keukengerei heeft terug kunnen plaatsen. Daar komt bij dat bij [naam 1] sprake was ernstig letsel terwijl de verdachte geen enkel letsel had. Dit past goed bij de verklaring van [naam 1] en minder bij het door de verdachte geschetste scenario waarin [naam 1] en de verdachte beiden een mes hadden waarmee ze hebben uitgehaald. Het voorgaande maakt dat het door de verdachte geschetste noodweerscenario niet aannemelijk is geworden en het beroep op noodweer wordt verworpen.
Nu de rechtbank het aangevoerde noodweerscenario niet aannemelijk geworden acht, kan een beroep op noodweerexces om dezelfde redenen evenmin slagen. De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de verdediging en acht het bewezen verklaarde en de verdachte strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.