In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen op 14 april 2023, en het bezwaar van eiser werd bij het bestreden besluit van 6 februari 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.
Eiser had zich gemeld vanwege beperkingen in zelfredzaamheid en sociale participatie door mobiliteitsproblemen, en vroeg om een taxipas en een scootmobiel. Het college weigerde de aanvraag, omdat eiser gebruik kon maken van een rollator en de wijkbus. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de problemen van eiser, vooral gezien het ontbreken van een duidelijke diagnose. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag niet voldoet aan de wettelijke vereisten en dat de hulpvraag van eiser niet adequaat is vastgesteld.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiser krijgt gelijk, en verweerder moet het griffierecht en proceskosten vergoeden. De rechtbank benadrukt dat het onderzoek dat nodig is om het gebrek te herstellen, zeer lang kan duren, en daarom geen bestuurlijke lus wordt toegepast.