ECLI:NL:RBDHA:2025:3114
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvragen om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis en gezinshereniging
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor zijn ouders en gezinshereniging voor zijn broers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen op 27 maart 2024 zijn ingediend en dat verweerder op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. De beslistermijn was verlengd met drie maanden, waardoor verweerder uiterlijk op 25 september 2024 een besluit had moeten nemen. Eiser heeft verweerder op 30 september 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en het beroep is op 14 november 2024 ingesteld, wat tijdig was. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvragen bekend te maken. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert en openbaar gemaakt op 28 februari 2025. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen zes weken na verzending.