ECLI:NL:RBDHA:2025:3111

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/09/679129 / FT RK 25/68
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot oplegging van een dwangakkoord in het kader van een saneringsakkoord

In deze zaak heeft de heer [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeisers, Praktijk in Team en Qeld Bedrijfsleningen. De heer [naam 1] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 56.901,15 aan 24 schuldeisers. Hij heeft een saneringsakkoord voorgesteld waarbij een deel van de vorderingen zou worden voldaan en het resterende deel zou worden kwijtgescholden. Echter, niet alle schuldeisers stemden in met dit voorstel, wat leidde tot het verzoek aan de rechtbank om het akkoord dwingend op te leggen. De rechtbank heeft op 24 februari 2025 het verzoek afgewezen, omdat niet is aangetoond dat het aanbod het maximaal haalbare is. De rechtbank oordeelde dat de heer [naam 1] onvoldoende recente medische stukken heeft overgelegd die zijn arbeidsongeschiktheid onderbouwen, en dat er mogelijkheden zijn voor verbetering van zijn inkomenssituatie. De rechtbank benadrukte dat een dwangakkoord alleen kan worden opgelegd als de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd en als het onredelijk is dat schuldeisers weigeren in te stemmen met de regeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat aan deze voorwaarden niet is voldaan, en heeft het verzoek tot oplegging van het dwangakkoord afgewezen. De heer [naam 1] heeft aangegeven dat hij het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) zal handhaven, en hierover zal in een apart vonnis worden beslist.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/679129 / FT RK 25/68
vonnis van 24 februari 2025
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
hierna: de heer [naam 1] ,
tegen
Praktijk in Team, vertegenwoordigd door Swier CS Gerechtsdeurwaarders incassospecialisten,
gevestigd te Den Haag,
hierna: Praktijk in Team,
en
Qeld Bedrijfsleningen, vertegenwoordigd door LAVG Noord,
gevestigd te Amsterdam,
hierna: Qeld.
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vorderingen wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. De rechtbank wijst dit verzoek af. Zij legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 56.901,15 aan 24 schuldeisers. Het is de heer [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft hij voor het laatst op 9 november 2023 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 7,964% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 3,982%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
Praktijk in Team is niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam 1] heeft een schuld aan Praktijk in Team van € 5.363,96, dat is 9,43% van de totale schuldenlast.
1.3.
Qeld is ook niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam 1] heeft een schuld aan Qeld van € 8.067,05, dat is 14,18% van de totale schuldenlast.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [naam 1] op 24 januari 2025 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank Praktijk in Team en Qeld dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 17 februari 2025.
Op deze zitting zijn verschenen:
- de heer [naam 1] , vergezeld door de heer [naam 2] ;
- mevrouw [naam 3] , schuldhulpverlener van de gemeente Den Haag.
2.2.
Praktijk in Team en Qeld zijn opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.
2.3.
LAVG Noord heeft verweer gevoerd namens Cartera de Vente B.V., gevestigd te Groningen, de rechtsopvolger onder bijzondere titel van Nextfactor N.V., gevestigd te Antwerpen-Berchem, de rechtsopvolger onder bijzondere titel van Qred AB, voorheen genaamd Qred Fȍretagslån AB, handelend onder de namen Qeld Bedrijfsleningen en Qeld.com, hierna te noemen Cartera, schriftelijk (brief van 10 februari 2025 met
bijlagen).

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat Praktijk in Team en Qeld het aanbod niet aanvaarden. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2.
Praktijk in Team heeft zijn standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.
3.3.
Cartera, als rechtsopvolgster van Qeld, stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om de volgende redenen. Haar vordering bedraagt met 14,18% geen gering percentage van de totale schuldenlast. Daarnaast heeft de heer [naam 1] niet te goeder trouw gehandeld bij het ontstaan van de schuld. Bij het aangaan van het betreffende zakelijk krediet was hem immers duidelijk dat hij niet aan zijn betalingsverplichtingen kon voldoen. Voorts vindt Cartera dat het aanbod en het dwangverzoek onvoldoende zijn onderbouwd en dat niet het maximaal haalbare is aangeboden. Er is ten onrechte een saneringskrediet aangeboden. De gezondheidsklachten zijn niet met medische stukken onderbouwd. Een eventuele vrijstelling door de gemeente betekent niet dat voor de Wsnp ook een vrijstelling volgt. De schuldhulpverlener heeft aangegeven dat de heer [naam 1] niet naar maximaal vermogen werkzaam is. Er moet dus rekening worden gehouden met toekomstige verdien- en afloscapaciteit, en dat kan slechts met een prognoseaanbod. Cartera verwacht dat er na een Wsnp een hoger bedrag kan worden uitgekeerd dan nu wordt aangeboden, zelfs als het salaris van de bewindvoerder daarop
nog in mindering moet worden gebracht. Cartera heeft een voorkeur voor een Wsnp-traject, omdat het betere (wettelijke) waarborgen geeft voor de schuldeisers.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen afwijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat Praktijk in Team en Qeld, althans Cartera, weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarde, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat personen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij personen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier niet op zijn plaats is.
De heer [naam 1] heeft niet het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Namens de heer [naam 1] is niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat het aanbod dat is gedaan is het maximaal haalbare is. Het betreft een saneringskrediet waarbij is uitgegaan van het huidige inkomen: een uitkering op grond van de Participatiewet van
€ 1.219,64. Bij dit aangeboden saneringskrediet wordt geen rekening gehouden met een mogelijke verbetering van het inkomen. Het is echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de komende periode de inkomenssituatie van de heer [naam 1] niet kan worden verbeterd. In het Sociaal-medisch advies van 1 februari 2024 dat bij het verzoekschrift is gevoegd, staat namelijk dat de heer [naam 1] gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, dat sprake is van een tijdelijke urenbeperking, dat herstel naar verwachting meer dan een half jaar zal duren en dat verbetering op de middellange termijn niet is uitgesloten. Aangezien het rapport dateert van 1 februari 2024, is inmiddels geruime tijd verstreken. De heer [naam 1] heeft geen recente medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij momenteel duurzaam, volledig arbeidsongeschikt is en aldus nu en op de lange(re) termijn geen verdiepcapaciteit heeft. Het kan daarom niet worden uitgesloten dat de heer [naam 1] in de komende periode een baan kan vinden waarmee hij meer kan verdienen dan zijn huidige uitkering en waarbij hij een hogere afloscapaciteit zal hebben. Dit betekent dat ook niet kan worden uitgesloten dat hij een groter deel van de vorderingen van zijn schuldeisers kan betalen.
De overige argumenten van verweerders
4.7.
Omdat de rechtbank op grond van het voorgaande al tot afwijzing van het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord komt, is het niet nodig de andere argumenten te bespreken op grond waarvan verweerders niet instemmen met de aangeboden schuldregeling.
Op het WSNP-verzoek wordt in een apart vonnis beslist
4.9.
De heer [naam 1] heeft op de zitting laten weten het verzoek om te worden toegelaten tot WSNP te handhaven als het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt afgewezen. De rechtbank zal op dat verzoek in een apart vonnis beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord af.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met R. Becker, griffier.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan verzoeker gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag. Dit kan alleen indien het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ook door de rechtbank is afgewezen en verzoeker tegelijk hoger beroep instelt tegen die afwijzing (art. 292 lid 3 Fw).