ECLI:NL:RBDHA:2025:3103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
NL24.49099
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Soedanese statushouder in Frankrijk niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Soedanese man, heeft een asielaanvraag ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 januari 2025, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. H.J. Metselaar, en een tolk aanwezig was. De minister werd vertegenwoordigd door mr. J.M. Bell.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser internationale bescherming geniet in Frankrijk, zoals blijkt uit Eurodac-resultaten van 18 november 2024, die aangeven dat hij per 24 juni 2022 in Frankrijk bescherming heeft gekregen. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser naar Frankrijk kan terugkeren, en de rechtbank oordeelt dat de minister op de Eurodac-informatie mag afgaan, mits deze informatie recent genoeg is en voldoende duidelijkheid biedt over de verblijfsrechtelijke positie van eiser.

Eiser betwist de Eurodac-resultaten en stelt dat hij in 2024 via Italië Europa is binnengekomen, maar de rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar de verblijfsrechtelijke positie van eiser in Frankrijk, aangezien de Eurodac-resultaten voldoende recent en duidelijk waren. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49099

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Bell),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2000 en de Soedanese nationaliteit te hebben.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij internationale bescherming geniet in Frankrijk. Uit onderzoek in het Eurodac-systeem is gebleken dat eiser per 24 juni 2022 internationale bescherming geniet in Frankrijk. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser daarom naar Frankrijk kan terugkeren.
3. Eiser betwist de resultaten die uit het onderzoek in het Eurodac-systeem naar voren zijn gekomen. Het Eurodac-systeem bevat namelijk enkel summiere gegevens, zodat hier niet zonder meer vanuit kan worden gegaan. Omdat verweerder op grond van het EVRM [2] een actieve onderzoeksplicht heeft, had het op zijn weg gelegen om op grond van artikel 34 van de Dublinverordening [3] een nader onderzoek op te starten bij de Franse autoriteiten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [4] volgt dat verweerder in beginsel mag afgaan op de informatie van een andere lidstaat, zoals een Eurodac-resultaat. Daarvoor is van belang dat het tijdsverloop sinds het onderzoek in het Eurodac-systeem beperkt is. Verder dient uit die informatie duidelijk te worden wat de verblijfsrechtelijke positie is van de vreemdeling bij terugkeer. Indien het Eurodac-resultaat onvoldoende recent is dan wel onvoldoende verblijfsrechtelijke informatie over de vreemdeling bevat, dient verweerder bij de desbetreffende lidstaat nader onderzoek te doen naar de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling. [5]
5. Uit de Eurodac-resultaten van 18 november 2024 blijkt dat eiser per 24 juni 2022 internationale bescherming geniet in Frankrijk. Deze Eurodac-resultaten zijn, gelet op het bestreden besluit van 3 december 2024, voldoende recent en verder blijkt hier voldoende uit wat de verblijfsrechtelijke positie van eiser in Frankrijk is. Verweerder heeft door het Eurodac-systeem te raadplegen voldaan aan zijn onderzoeksplicht, zodat hij verder niet gehouden was om een nader onderzoek op grond van artikel 34 van de Dublinverordening op te starten. De niet onderbouwde stelling van eiser op zitting dat hij voor het eerst via Italië Europa is ingereisd in 2024, aldaar zijn vingerafdrukken heeft afgegeven terwijl dit niet uit het Eurodac-systeem blijkt, leidt niet tot de conclusie dat verweerder niet van de registratie van de Franse autoriteiten mag uitgaan. Daarnaast is niet onderbouwd dat eiser in 2022 nog in Sudan verbleef. Verweerder heeft eisers asielaanvraag dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 27 februari 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.ABRvS 1 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2441 en 31 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:290.