ECLI:NL:RBDHA:2025:2934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
NL25.7883
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarendheid in het bestuursrechtelijke beroep van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van een Marokkaanse vreemdeling, eiser, tegen de minister van Asiel en Migratie, verweerder. De zaak betreft de maatregel van bewaring die op 7 december 2024 aan eiser is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank ontving op 19 februari 2025 een kennisgeving van verweerder over het voortduren van de maatregel, waaruit blijkt dat eiser geacht wordt beroep te hebben ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig is en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. Eiser, geboren in 1994 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Marokko. Hij heeft tijdens een vertrekgesprek op 8 januari 2025 aangegeven terug te willen keren naar Marokko, maar is nog niet gepresenteerd aan de Marokkaanse autoriteiten. Eiser vindt dat het enkel versturen van rappels niet voldoende is.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld. Uit het voortgangsrapport blijkt dat er op verschillende data rappels zijn gestuurd naar de Marokkaanse autoriteiten en dat er meerdere vertrekgesprekken met eiser zijn gevoerd. De rechtbank concludeert dat verweerder in de toetsingsperiode voldoende inspanningen heeft geleverd voor de uitzetting van eiser. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7883

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 december 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank heeft op 19 februari 2025 van verweerder een kennisgeving ontvangen over het voortduren van de maatregel. Daarmee wordt eiser geacht tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep te hebben ingesteld en daarbij te hebben verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1994 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 18 december 2024 [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 18 december 2024.
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Marokko. Eiser heeft namelijk al tijdens het vertrekgesprek van 8 januari 2025 verklaard dat hij wil terugkeren naar Marokko. Eiser begrijpt daarom niet waarom hij (nog) niet is gepresenteerd aan de Marokkaanse autoriteiten. Het enkel versturen van rappels naar aanleiding van de voor eiser ingediende aanvraag om een laissez-passer (lp) voor eiser is onvoldoende.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser naar Marokko. Zo blijkt uit het voortgangsrapport dat op 24 december 2024, 16 januari en 6 februari 2025 een rappel is gestuurd naar de Marokkaanse autoriteiten in verband met de aanvraag voor een laissez-passer voor eiser. Ook zijn er op 8 januari en 10 februari 2025 vertrekgesprekken gevoerd met eiser. Door regelmatig een vertrekgesprek met eiser in te plannen en te rappelleren bij de Marokkaanse autoriteiten heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in de te toetsen periode voldoende voortvarend aan eisers uitzetting gewerkt. Verweerder is verder afhankelijk van de medewerking van de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat eiser ook zelf in contact kan treden met de Marokkaanse autoriteiten om zijn terugkeer te bespoedigen.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 27 februari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.