ECLI:NL:RBDHA:2025:2934
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en voortvarendheid in het bestuursrechtelijke beroep van een Marokkaanse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van een Marokkaanse vreemdeling, eiser, tegen de minister van Asiel en Migratie, verweerder. De zaak betreft de maatregel van bewaring die op 7 december 2024 aan eiser is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank ontving op 19 februari 2025 een kennisgeving van verweerder over het voortduren van de maatregel, waaruit blijkt dat eiser geacht wordt beroep te hebben ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig is en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. Eiser, geboren in 1994 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Marokko. Hij heeft tijdens een vertrekgesprek op 8 januari 2025 aangegeven terug te willen keren naar Marokko, maar is nog niet gepresenteerd aan de Marokkaanse autoriteiten. Eiser vindt dat het enkel versturen van rappels niet voldoende is.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld. Uit het voortgangsrapport blijkt dat er op verschillende data rappels zijn gestuurd naar de Marokkaanse autoriteiten en dat er meerdere vertrekgesprekken met eiser zijn gevoerd. De rechtbank concludeert dat verweerder in de toetsingsperiode voldoende inspanningen heeft geleverd voor de uitzetting van eiser. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.