In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 21 juli 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de minister op 23 juli 2024 is afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag onvoldoende is gemotiveerd, vooral met betrekking tot de bescherming die de Colombiaanse autoriteiten kunnen bieden tegen criminele groeperingen. Eiser heeft een bakkerij in Colombia gehad en is bedreigd door paramilitairen, wat hem heeft doen besluiten te vluchten. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft aangetoond dat eiser bij terugkeer naar Colombia geen reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814.