ECLI:NL:RBDHA:2024:3550

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
NL23.35189 en NL23.35190
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Colombiaanse partners wegens gebrek aan vluchtelingschap en bescherming door autoriteiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 januari 2024, zijn de asielaanvragen van twee Colombiaanse partners, eiser en eiseres, afgewezen. De rechtbank beoordeelt de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die deze aanvragen op 31 oktober 2023 als ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 3 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eisers zelf niet.

Eiser, geboren in 1988, en eiseres, ook geboren in 1988, hebben beiden de Colombiaanse nationaliteit en zijn ongehuwd maar samenwonend. Eiser heeft in 2022 asiel aangevraagd, terwijl eiseres haar aanvraag in 2023 indiende. Hun asielverzoeken zijn gebaseerd op bedreigingen en afpersing door de guerrillagroep FARC. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eisers geen vluchteling zijn in de zin van het Vluchtelingenverdrag, omdat hun problemen niet voortkomen uit de gronden van het verdrag.

De rechtbank overweegt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Colombia een reëel risico lopen op ernstige schade. De rechtbank wijst erop dat de Colombiaanse autoriteiten in het algemeen bescherming kunnen bieden en dat eisers niet hebben aangetoond dat zij geen binnenlands beschermingsalternatief hebben. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvragen door de staatssecretaris.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.35189 en NL23.35190

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer 1]
en
[eiser] ,eiser
V-nummer: [v-nummer 2]
samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. R.J. Portegies),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.S. van den Anker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Verweerder heeft met de bestreden besluiten van 31 oktober 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 3 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eisers waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond
3. Eiser is geboren op [datum 1] 1988 en eiseres is geboren op [datum 2] 1988. Beiden hebben de Colombiaanse nationaliteit. Eisers zijn ongehuwde maar samenwonende partners. Eiser heeft op 21 mei 2022 asiel aangevraagd in Nederland. Eiseres heeft op 14 augustus 2023 haar asielaanvraag ingediend hier ter lande.
Het asielrelaas
4. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eiser is in 2002 door een terreurgroep gedwongen verplaatst naar een andere stad. Eiser is wegens constante dreiging meerdere malen verhuisd. Eiser heeft in 2009 een eigen zaak geopend in een gebied waar dissidenten van de guerrilla groepering FARC actief waren. Omdat er een lid van de FARC werd neergeschoten voor eisers huis en er een onderzoek was gestart naar eisers betrokkenheid daarbij, besloot eiser te vluchten. Eiser is toen voor een jaar naar Venezuela vertrokken en daarna teruggekeerd naar Colombia. Eiser heeft rond 2017/2018 met zijn zakenpartner [naam] een zaak geopend en [naam] regelde de belasting aan de guerrilla. Eiser is een aantal keren verhuisd maar kreeg nog af en toe telefonische bedreigingen. Eiser is in 2022 tweemaal opnieuw bedreigd omdat hij en zijn zakenpartner [naam] geen geld zou hebben betaald aan de FARC. Eiser heeft van die bedreiging aangifte gedaan. Eiser is toen naar Nederland gevlucht, maar eiseres bleef achter. Eiseres werd in maart 2023 op straat staande gehouden en bedreigd omdat haar partner (eiser) was weggegaan zonder het geld te betalen. Ze eisten het geld van eiseres in naam van haar partner. Eiseres heeft aangifte gedaan en is gevlucht naar een andere stad. Toen de politie haar niet kon beschermen is eiseres is naar Nederland vertrokken. Eisers vrezen bij terugkeer door de FARC te worden vermoord.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. afpersing door een gewapende groepering.
Het relaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen.
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. bedreiging door een gewapende groep.
Verweerder heeft alle elementen geloofwaardig geacht.
5.1
Verweerder heeft zich echter op het standpunt gesteld dat eisers geen vluchteling zijn in de zin van het Vluchtelingenverdrag omdat hun problemen niet zijn te herleiden tot één van de gronden van het verdrag.
5.2
Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat eisers bij terugkeer naar Colombia geen reëel risico lopen op ernstige schade. Verweerder neemt, volgens het beleid beschreven in paragrafen C7/10.5.1 en C7/10.5.2 van de Vc [1] aan dat er in het algemeen bescherming van de autoriteiten en/of een internationale organisatie mogelijk is. Verder staat daarin dat er in Colombia in het algemeen een binnenlands beschermingsalternatief is, maar dat dit binnenlandse beschermingsalternatief niet wordt aangenomen wanneer aannemelijk is dat een vreemdeling uit Colombia te vrezen heeft voor de centrale overheid of een (gewapende) groepering die landelijk opereert. Verweerder heeft in dit geval aangenomen dat eisers bescherming van de Colombiaanse autoriteiten kunnen krijgen en zich eventueel kunnen onttrekken door zich elders in Colombia te vestigen, omdat niet is gebleken dat de FARC landelijk opereert. Veeleer is, zo blijkt volgens verweerder uit het Algemeen Ambtsbericht Colombia van maart 2022, sprake van een veelvoud aan kleine gefragmenteerde groeperingen die handelen uit eigen geldelijk gewin.
Lopen eisers bij terugkeer naar Colombia een reëel risico op ernstige schade?
6. Door eisers is niet betwist dat de afpersing en bedreiging van de zijde van leden van de FARC geen daden zijn die te herleiden zijn tot één van de asielgronden van het Vluchtelingenverdrag. Zij komen om die reden al niet in aanmerking voor een verblijfvergunning asiel op de a-grond van artikel 29, eerste lid, Vw [2] .
Beoordeeld moet worden of eisers door verweerder terecht ook geen verblijfsvergunning asiel is toegekend op de b-grond van artikel 29, eerste lid, Vw.
7. Eisers betwisten dat zij geen reëel risico lopen op ernstige schade als bedoeld in de b-grond van artikel 29, eerste lid, Vw. Zij hebben in het verleden aan den lijve ondervonden dat de Colombiaanse autoriteiten hen niet permanent voldoende bescherming kunnen bieden. Met de aangiftes die eisers kort voor hun vertrek bij de ombudsman hebben gedaan, en die dan worden doorgegeven aan de UNP, de politie en het OM, is door geen van deze instanties iets gedaan en ze boden dus geen enkele bescherming. Eisers zijn gewone burgers die geen bescherming hebben gekregen en ook niet zullen krijgen.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
8.1 Volgens artikel 3.37d, eerste lid, aanhef en onder a, van het VV [3] geldt bij de beoordeling of een vreemdeling op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Vw in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel dat hij geen behoefte heeft aan bescherming indien hij in een deel van het land van herkomst geen gegronde vrees heeft voor vervolging of geen reëel risico loopt op ernstige schade (hierna te noemen: binnenlands beschermingsalternatief). Op deze bepaling heeft verweerder zijn onder rechtsoverweging 5.2 vermelde beleidsregels gebaseerd.
8.2 Door eisers is niet betwist dat de FARC geen gewapende groepering is die landelijk opereert. Gelet op het bepaalde in 3.37d, eerste lid, aanhef en onder a, van het VV en de daarop gebaseerde beleidsregels heeft verweerder daarom bij de beoordeling van de vraag of zij bij terugkeer naar Colombia een reëel risico op ernstige schade terecht betrokken dat zij een binnenlands beschermingsalternatief hebben om zich aan afpersing en bedreiging door leden van de FARC te onttrekken. Dat onttrekking niet mogelijk is of geen soelaas kan bieden, blijkt ook niet uit de verklaringen van eisers die zij tijdens het nader gehoor hebben afgelegd. Zo heeft eiser verklaard vaker te zijn verhuisd als veiligheidsmaatregel [4] . Daarnaast is eiser na de problemen met zijn winkel in [plaats 1] verhuisd naar [plaats 2] , waar hij vier/vijf jaar op dezelfde plek heeft kunnen verblijven en werken zonder daar problemen van het eerdere incident te ondervinden. Eiseres is na haar bedreiging voor twee weken naar [plaats 3] vertrokken [5] waar zij niet heeft gesteld problemen te hebben gehad. Eiseres is toen teruggekeerd naar [plaats 2] waar zij tot aan haar vertrek is verbleven en niets meer heeft vernomen van de FARC. Verweerder heeft die omstandigheden kunnen tegenwerpen in zijn conclusie dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij zich niet elders in Colombia kunnen vestigen om zich te onttrekken aan de FARC.
8.3
De rechtbank overweegt verder dat verweerder in de besluitvorming naar algemene landeninformatie heeft verwezen waaruit blijkt dat in het algemeen de Colombiaanse overheid bescherming kan bieden tegen vervolging of ernstige schade. Hoewel eisers er terecht op hebben gewezen dat uit de informatie ook blijkt dat de bescherming in de praktijk niet altijd effectief is, betekent dat niet dat eisers daarmee aannemelijk hebben gemaakt dat zij helemaal geen bescherming kunnen krijgen van de Colombiaanse autoriteiten. Hierbij is relevant dat niet is gebleken dat eisers na de aangiftes nog problemen hebben ondervonden met leden van de FARC. Verweerder heeft in dit verband ook betekenis kunnen hechten aan het feit dat eisers zijn vertrokken uit Colombia zonder de resultaten van hun aangifte af te wachten. Dat de autoriteiten de gevraagde bescherming niet meteen na de aangiftes hebben geboden betekent niet dat de autoriteiten eisers, in elk geval in delen van Colombia waarin de FARC niet actief is, niet willen of kunnen beschermen. De enkele, niet-onderbouwde, stelling van eisers dat de bescherming in de praktijk niet wordt geboden en dat leden van de FARC hen in het hele land zullen weten te vinden, is onvoldoende om aan te nemen dat zij niet kunnen worden beschermd door de autoriteiten.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Colombia een reëel risico lopen op ernstige schade.
7. De beroepsgronden slagen niet.
Conclusie en gevolgen
8. Verweerder heeft de aanvragen terecht afgewezen als ongegrond. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielverzoeken mocht afwijzen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp-Lopar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingencirculaire 2000.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Voorschrift Vreemdelingen 2000
4.Pagina 11 van het nader gehoor van eiser.
5.Pagina 17 van het nader gehoor van eiseres.