ECLI:NL:RBDHA:2025:2903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
SGR 24/7838
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een beroepsmilitair wegens strafrechtelijke veroordeling voor drugsdelicten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn ontslag wegens een strafrechtelijke veroordeling. Eiser, aangesteld als beroepsmilitair bij de Koninklijke Landmacht, werd op 11 februari 2016 ontslagen wegens wangedrag, specifiek het voorhanden hebben van harddrugs op 13 november 2015. Op 10 december 2020 werd eiser door de rechtbank Noord-Nederland veroordeeld voor verschillende druggerelateerde delicten. Eiser trok zijn hoger beroep tegen deze veroordeling in op 20 oktober 2022, waardoor de veroordeling onherroepelijk werd. Het eerdere ontslag werd op 14 september 2023 door de Centrale Raad van Beroep vernietigd, maar op 6 december 2023 werd eiser opnieuw ontslagen, ditmaal met ingang van 1 januari 2024, op basis van zijn onherroepelijke veroordeling.

De rechtbank oordeelt dat het ontslag terecht is. Eiser heeft zich gedurende een lange periode met drugscriminaliteit ingelaten, wat onverenigbaar is met zijn functie als militair. De rechtbank stelt vast dat de gevolgen van het ontslag voor eiser niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met het ontslag worden gediend. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd die het ontslag onevenredig maken. De rechtbank concludeert dat verweerder de vrijheid heeft om een ontslaggrond te kiezen en dat deze keuze goed gemotiveerd is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/7838

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. B. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. S.C.M. Nieuweboer-Wegman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn ontslag wegens een strafrechtelijke veroordeling.
1.1.
Met het bestreden besluit van 9 april 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij het ontslag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Namens verweerder waren ook mr. [naam 1] en mr. [naam 2] aanwezig. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is op 26 augustus 2013 aangesteld als beroepsmilitair bij de Koninklijke Landmacht. Bij besluit van 11 februari 2016 is aan eiser met ingang van 1 maart 2016 ontslag verleend wegens wangedrag buiten dienst, namelijk het voorhanden hebben van harddrugs op 13 november 2015.
2.1.
Op 10 december 2020 is eiser door de rechtbank Noord-Nederland veroordeeld voor het plegen van verschillende druggerelateerde delicten tussen 1 september 2015 en 12 november 2015. Eiser heeft het hoger beroep tegen deze uitspraak op 20 oktober 2022 ingetrokken. Daarmee is de veroordeling onherroepelijk geworden.
2.2.
Het per 1 maart 2016 gegeven ontslag is op 14 september 2023 door de Centrale Raad van Beroep vernietigd, omdat hij niet de overtuiging had dat eiser op 13 november 2015 harddrugs voorhanden had.
2.3.
Eiser is bij besluit van 6 december 2023 met ingang van 1 januari 2024 ontslagen. Daaraan ligt ten grondslag dat eiser bij een onherroepelijk vonnis is veroordeeld voor een feit van zodanige aard dat, mede gelet op het algemeen gedrag van de militair, het ontslag in het belang van de dienst noodzakelijk is. [1]
Wat stelt eiser in beroep?
3. Het ontslag is onevenredig. De gekozen ontslaggrond maakt eiser verwijtbaar werkloos, terwijl het feit waarvoor hij is veroordeeld uit 2015 dateert. Verweerder had onder deze omstandigheden met een minder verstrekkende ontslaggrond moeten volstaan, bijvoorbeeld onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van de functie. Een minder verstrekkende ontslaggrond geeft eiser de mogelijkheid om een werkloosheidsuitkering te ontvangen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen besluiten om eiser te ontslaan wegens eisers onherroepelijke veroordeling voor drugsdelicten. De rechtbank legt hierna uit hoe ze tot dit oordeel komt.
4.1.
In deze zaak staat niet ter discussie dat eiser bij onherroepelijk vonnis strafrechtelijk is veroordeeld wegens tussen 1 september 2015 en 12 november 2015 gepleegde drugsmisdrijven. Het gaat om handel in harddrugs en de bereiding, bewerking en verwerking van softdrugs. Dit is een vergaande mate van betrokkenheid bij drugscriminaliteit. Daarbij komt dat deze misdrijven gedurende geruime tijd zijn gepleegd en in die periode dus kenmerkend waren voor het algemeen gedrag van eiser. Verweerder mocht daarom concluderen dat het ontslag noodzakelijk was.
4.2.
Dat het ontslag voor eiser gevolgen heeft die onevenredig zijn met de door het ontslag gediende doelen, is de rechtbank niet gebleken.
4.3.
Eiser heeft zich vergaand en gedurende geruime tijd met drugscriminaliteit ingelaten. Met het aanzien van het militair ambt is dat onverenigbaar. Dit komt ook tot uitdrukking in het
zero tolerancedrugsbeleid dat verweerder hanteert, zoals aan het militair personeel kenbaar gemaakt in Aanwijzing SG A/925. Bovendien druist dit soort betrokkenheid met drugscriminaliteit in tegen de voorbeeldfunctie van het defensiepersoneel, waarop de Gedragscode Defensie nadrukkelijk de aandacht vestigt.
4.4.
Eiser heeft geen omstandigheden naar voren gebracht die het ontslag onevenredig maken. De consequentie van oneervol ontslag en de gevolgen daarvan voor aanspraken op werkloosheidsuitkeringen, waren voor eiser te voorzien en komen voor zijn risico. Dat de feiten in het verleden liggen is daarbij niet relevant. Er is verder niet gebleken dat eiser financieel op onevenredige wijze door het ontslag wordt getroffen, waarbij opmerking verdient dat eiser door de vernietiging van het eerdere ontslag loon ontvangt over de periode van maart 2016 tot en met december 2023. Bovendien is de rechtbank niet gebleken dat eiser niet in staat is om ander betaald werk te verrichten.
4.5.
Tot slot overweegt de rechtbank dat verweerder de vrijheid heeft om een ontslaggrond te kiezen, als er samenloop van ontslaggronden is. Verweerder moet zijn keuze goed motiveren. [2] Dat heeft verweerder gedaan door toe te lichten waarom de gekozen ontslaggrond in het geval van eiser passend is.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 39, tweede lid, onder m, van het Algemeen militair ambtenarenreglement.
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:400.