In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn ontslag wegens een strafrechtelijke veroordeling. Eiser, aangesteld als beroepsmilitair bij de Koninklijke Landmacht, werd op 11 februari 2016 ontslagen wegens wangedrag, specifiek het voorhanden hebben van harddrugs op 13 november 2015. Op 10 december 2020 werd eiser door de rechtbank Noord-Nederland veroordeeld voor verschillende druggerelateerde delicten. Eiser trok zijn hoger beroep tegen deze veroordeling in op 20 oktober 2022, waardoor de veroordeling onherroepelijk werd. Het eerdere ontslag werd op 14 september 2023 door de Centrale Raad van Beroep vernietigd, maar op 6 december 2023 werd eiser opnieuw ontslagen, ditmaal met ingang van 1 januari 2024, op basis van zijn onherroepelijke veroordeling.
De rechtbank oordeelt dat het ontslag terecht is. Eiser heeft zich gedurende een lange periode met drugscriminaliteit ingelaten, wat onverenigbaar is met zijn functie als militair. De rechtbank stelt vast dat de gevolgen van het ontslag voor eiser niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met het ontslag worden gediend. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd die het ontslag onevenredig maken. De rechtbank concludeert dat verweerder de vrijheid heeft om een ontslaggrond te kiezen en dat deze keuze goed gemotiveerd is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.