ECLI:NL:RBDHA:2025:2792

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
NL25.2848
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag.

Tijdens de zitting op 20 februari 2025 werd duidelijk dat de eiser met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank ontving informatie van de verweerder dat de eiser op 17 januari 2025 met onbekende bestemming was vertrokken, en de gemachtigde van de eiser bevestigde dat zij op 8 januari 2025 voor het laatst contact had gehad.

De rechtbank overwoog dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt en geen contact meer onderhoudt, in beginsel geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Gezien deze omstandigheden concludeerde de rechtbank dat de eiser geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL25.2848
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. R. Deniz),
en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 15 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep.
2. Verweerder heeft een dag voor de zitting aan de rechtbank meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Daarbij heeft verweerder een schermafdruk van zijn systeem aan het digitale dossier toegevoegd, waarop een melding te zien is van het COa
1dat eiser op 17 januari 2025 met onbekende bestemming is vertrokken.
3. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd laten weten dat zij op 8 januari 2025 voor het laatst contact met eiser heeft gehad en dat zij de afgelopen weken meermaals contact heeft gezocht met eiser, maar zonder succes.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. Dit is anders als de vreemdeling contact met zijn gemachtigde onderhoudt.
2
5. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en gezien de informatie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en sindsdien geen contact meer heeft opgenomen met zijn gemachtigde. Eiser stelt kennelijk geen prijs meer op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Daarom heeft eiser geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
6. Het beroep is niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.
1Centraal Orgaan opvangasielzoekers.
2Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.