Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Beslissing
Overwegingen
1dat eiser op 17 januari 2025 met onbekende bestemming is vertrokken.
2
Rechtbank Den Haag
Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag.
Tijdens de zitting op 20 februari 2025 werd duidelijk dat de eiser met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank ontving informatie van de verweerder dat de eiser op 17 januari 2025 met onbekende bestemming was vertrokken, en de gemachtigde van de eiser bevestigde dat zij op 8 januari 2025 voor het laatst contact had gehad.
De rechtbank overwoog dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt en geen contact meer onderhoudt, in beginsel geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Gezien deze omstandigheden concludeerde de rechtbank dat de eiser geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier.