ECLI:NL:RBDHA:2025:2787

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
NL24.46931
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag wegens onvoldoende gemotiveerde beoordeling van geloofwaardigheid seksuele geaardheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar opvolgende asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag werd afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij de minister stelde dat eiseres onvoldoende inzicht had gegeven in haar persoonlijke gevoelens en gedachten met betrekking tot haar seksuele geaardheid. Eiseres, die afkomstig is uit Uganda, had eerder asiel aangevraagd vanwege problemen door haar werk op een school en had in 2023 een opvolgende aanvraag ingediend, waarin ze haar homoseksualiteit als reden aanvoerde. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres in de geloofwaardigheidsbeoordeling. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag onzorgvuldig tot stand is gekomen en vernietigt het bestreden besluit. De minister wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank en het referentiekader van eiseres. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46931

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. D. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar opvolgende asielaanvraag. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 22 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Eiseres heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [1]
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister. Het onderzoek is op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag van eiseres aan de hand van haar beroepsgronden.
2.1.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Waar gaat deze zaak over?
3 Partijen zijn het niet eens of eiseres te vrezen heeft bij terugkeer naar Uganda. Eiseres stelt dat zij op [datum] is geboren en de Ugandese nationaliteit heeft. Zij heeft voor het eerst in 2019 in Nederland asiel aangevraagd, vanwege problemen door haar werk op een school. Deze aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond bij besluit van 11 juni 2021. Daarbij is een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Het hiertegen ingediende beroep is ongegrond verklaard bij uitspraak van 26 oktober 2021, van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle. [2]
3.1.
Op 22 augustus 2023 heeft eiseres een opvolgende asielaanvraag ingediend vanwege haar homoseksuele geaardheid. Eiseres heeft aangegeven dat zij niet eerder over haar geaardheid durfde te vertellen en dat homoseksualiteit in Uganda verboden en strafbaar is. Ter onderbouwing zijn twee derden-verklaringen overgelegd, van het LGBT+ Asylum Support en van het COC Leiden, van 16 en 17 november 2024.
Het standpunt van de minister
4. De minister heeft de volgende asielmotieven aangemerkt:
  • de identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • de seksuele gerichtheid van eiseres en daaruit vloeiende problemen.
4.1.
De minister acht het eerste asielmotief geloofwaardig, maar het tweede niet. De minister heeft daartoe gesteld dat eiseres geen inzicht heeft gegeven in haar persoonlijke gevoelens en gedachten, dat zij te algemeen heeft verklaard over de verhouding tot haar religie en het proces tot zelfacceptatie, en dat zij onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij haar geaardheid heeft geaccepteerd. Volgens de minister heeft eiseres oppervlakkig verklaard over haar gedwongen huwelijk met een man, heeft zij onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe haar relaties met vrouwen tot stand zijn gekomen, en ontbreekt het in de verklaringen over de relatie met [A.] aan diepgang, emotionele betekenis en groei in de relatie. Ook heeft eisers geen blijk gegeven van emotionele reflectie en heeft zij ongerijmd gehandeld na de tweede betrapping met [A.]. Tot slot heeft eiseres oppervlakkig verklaard over haar leven in een land waar homoseksualiteit verboden is en over haar relaties in Nederland. De minister acht geloofwaardig dat eiseres betrokken is bij, en deelneemt aan activiteiten van LHBTI-organisaties in Nederland, maar acht dit onvoldoende om de verklaringen te compenseren. De minister heeft geconcludeerd tot afwijzing van de aanvraag als kennelijk ongegrond, omdat het om een opvolgende aanvraag gaat die niet
niet-ontvankelijk is. Daarbij zijn het eerder aan eiseres opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod herhaald.
Het standpunt van eiseres
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de minister haar geaardheid ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Zij heeft onder meer betoogd dat uit de besluitvorming niet blijkt dat de minister rekening heeft gehouden met haar referentiekader. De minister heeft alleen een schets gegeven van het referentiekader, maar onduidelijk is hoe zij hiermee rekening heeft gehouden in haar geloofwaardigheidsbeoordeling.
Heeft de minister de geaardheid ongeloofwaardig mogen achten?
6. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling, waar eiseres op heeft gewezen, volgt dat de minister in alle individuele asielzaken een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht, waarbij zij rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling. [3] Dat blijkt ook uit de Werkinstructie 2019/17. [4] Daarin staat dat de minister bij het gehoor én bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid rekening moet houden met het referentiekader van de vreemdeling, zoals het opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur, en de afkomst.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat de minister in het voornemen het referentiekader van eiseres heeft geschetst. In het bestreden besluit en op zitting heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat zij in de besluitvorming kenbaar en voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres.
6.2.
Partijen verschillen niet van mening dat bij het horen van eiseres voldoende rekening is gehouden met het referentiekader. Maar de omstandigheid dat de hoormedewerker voldoende zorgvuldig heeft gehandeld tijdens het horen van eiseres betekent niet dat de minister ook in de geloofwaardigheidsbeoordeling voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister onvoldoende gemotiveerd dat zij in de geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaringen van eiseres rekening heeft gehouden met haar referentiekader. De minister heeft in het voornemen onder het kopje ‘referentiekader’ alleen gesteld dat met het geschetste referentiekader beoordeeld wordt wat van eiseres mag worden verwacht om haar verklaringen geloofwaardig te kunnen maken. Maar de minister heeft vervolgens in de rest van het voornemen niet nader toegelicht wat van eiseres gelet op het geschetste referentkader verwacht mag worden en waarom. Ook in het bestreden besluit en op de zitting heeft de minister dit niet gemotiveerd, anders dan met de stelling dát er rekening is gehouden met het referentiekader. In de besluitvorming heeft de minister echter aan eiseres tegengeworpen dat van haar verwacht mag worden dat zij meer inzicht kan geven in haar gevoelens en gedachten, dan dat zij in haar verklaringen heeft gedaan. Ook verwacht de minister van eiseres dat zij meer inzicht geeft in het proces van zelfacceptatie, in de verhouding van haar geaardheid tot haar religie en dat zij blijk geeft van emotionele reflectie. In de eerste plaats overweegt de rechtbank dat de minister de term zelfacceptatie heeft geschrapt uit de WI 2019/17 en dit niet langer het zwaartepunt vormt in de beoordeling van geloofwaardigheid. Maar ook los daarvan heeft de minister niet kenbaar gemotiveerd waarom van eiseres, gelet op haar referentiekader, verwacht mag worden dat zij meer inzicht kan geven over de hiervoor weergegeven aspecten. In dit verband heeft eiseres terecht gewezen op haar achtergrond, dat ze erg jong was toen zij ontdekte dat zij op vrouwen viel, dat zij er niet over durft te vertellen en op haar cultuur, waarin homoseksualiteit verboden is en zij er daardoor niet over heeft kunnen spreken. De rechtbank betrekt hierbij ook dat de minister op verschillende plekken in het voornemen niet concreet maakt waarom de verklaringen van eiseres onvoldoende inzicht geven en wat maakt dat de minister dit niet genoeg vindt in het licht van het referentiekader. Bijvoorbeeld over de religie en het proces tot zelfacceptatie. [5] De beroepsgrond slaagt daarom.
6.4.
Het voorgaande betekent dat de geloofwaardigheidsbeoordeling gebrekkig is. Het afwegen van de verklaringen van eiseres tegen haar referentiekader is doorslaggevend voor de conclusie over de geloofwaardigheid. Dit betekent dat de minister zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde geaardheid van eiseres niet geloofwaardig is, en de gestelde vrees bij terugkeer niet aannemelijk. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is alleen al hierom gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Het is niet nodig om wat eiseres verder in beroep heeft aangevoerd te bespreken. De minister heeft de opvolgende aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 22 november 2024 omdat dit in strijd is genomen met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Gelet op de aard van het geconstateerde gebrek ziet de rechtbank geen aanleiding voor het in stand laten van de rechtsgevolgen. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding tot het toepassen van een bestuurlijke lus of mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. De minister moet een nieuw besluit nemen op de opvolgende aanvraag van eiseres en daarbij rekening houden met deze uitspraak. De minister moet inzichtelijk maken dat en hoe hij rekening houdt met het referentiekader van eiseres en wat dat betekent voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van haar seksuele geaardheid. Daarbij dient de minister ook het in beroep overgelegde rapport van LGBT+ Asylum Support, van 11 januari 2025, te betrekken.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,-. [6]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de opvolgende asielaanvraag van eiseres, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend
binnen 1 weekna de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL24.46932.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1622.
4.WI 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd.
5.Kopje 2.1.3 in het voornemen, laatste alinea.
6.1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.