ECLI:NL:RBDHA:2025:2718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
NL22.24865 Tussenuitspraak II
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak II inzake asielaanvraag van eiser met Somalische nationaliteit en de overdracht aan Polen

In deze tussenuitspraak heeft de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 21 februari 2025, uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Somalische nationaliteit die asiel heeft aangevraagd in Nederland. De rechtbank heeft eerder, op 15 juli 2024, een tussenuitspraak gedaan waarin eiser in de gelegenheid werd gesteld om nadere medische informatie te verkrijgen. Eiser heeft voldoende inspanningen geleverd om deze informatie te verkrijgen, maar de rechtbank is op basis van de overgelegde informatie niet in staat om een grondige beoordeling te verrichten van het risico op een schending van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie door de overdracht aan Polen. De rechtbank heeft daarom besloten om een deskundige te benoemen, het iMMO, om onderzoek te doen naar de medische en psychische problemen van eiser in het kader van de asielprocedure. De rechtbank benadrukt haar verantwoordelijkheid om het refoulementverbod te eerbiedigen en houdt iedere verdere beslissing aan totdat de deskundige zijn bevindingen heeft gepresenteerd. Eiser heeft op 17 juni 2022 asiel aangevraagd en de rechtbank heeft eerder bepaald dat hij niet mag worden overgedragen aan Polen totdat op het beroep is beslist. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep aangehouden totdat eiser de gevraagde informatie kan overleggen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24865 T II

Tussenuitspraak II van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

geboren op [geboortedatum] 1998, van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R.A.J. van der Leeuw),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. R.J.M.F.P. Wouters).

Procesverloop

Eiser heeft op 17 juni 2022 asiel aangevraagd in Nederland. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 december 2022 (het bestreden besluit) niet in behandeling genomen omdat verweerder Polen verantwoordelijk acht voor de inhoudelijke behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is toegewezen op 27 december 2022 (NL22.24866) en in deze uitspraak is bepaald dat eiser niet mag worden overgedragen aan Polen totdat op het beroep is beslist.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Achmed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en heeft op 15 juli 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij eiser in de gelegenheid heeft gesteld om nadere informatie te overleggen (ECLI:NL:RBDHA:2024:10894).
Eiser heeft op 27 en 28 augustus 2024 aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft partijen op 2 december 2024 medegedeeld dat zij zich voldoende voorgelicht acht om uitspraak te kunnen doen en een nadere behandeling ter zitting achterwege zal worden gelaten tenzij partijen aangeven wederom mondeling te willen worden gehoord. Omdat partijen daarna niet kenbaar hebben gemaakt een nadere zitting te wensen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten op 16 december 2024 en aangegeven schriftelijk uitspraak te zullen doen.
Overwegingen
1. De rechtbank blijft bij al hetgeen in de eerdergenoemde uitspraak van 15 juli 2024 is overwogen. In die uitspraak is onder meer het navolgende overwogen:
(…)

10. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd en heeft geen beroepsgrond aangevoerd die betrekking heeft op zijn medische omstandigheden. Eiser heeft wel verklaard over de wijze waarop hij in Polen is bejegend en is mishandeld en over de periodes van detentie en de detentieomstandigheden. Op de simpele en basale vraag aan eiser ter zitting hoe het met hem gaat heeft eiser onder meer verklaard dat “de gebeurtenissen” in Polen aanzienlijke gevolgen hebben voor zijn psychische gesteldheid. Eiser heeft ter zitting uitgebreid verklaard over hoofdpijnen en het niet kunnen slapen. Eiser heeft ook verklaard dat hij ’s nachts af en toe wakker wordt en dan onbewust wordt van zijn gedragingen. Eiser heeft als voorbeeld verteld dat hij wel eens ’s nachts is aangetroffen op de snelweg en uiteindelijk door de beveiliging van het AZC weer naar de opvanglocatie is gebracht. Eiser heeft toegelicht geen enkele herinnering te hebben aan dit incident. Omdat eiser vaker dit gedrag vertoont is, zo heeft eiser verteld, met de kamergenoten van eiser op de opvanglocatie de afspraak gemaakt dat zij hem ’s nachts in de gaten houden. Eiser heeft verder verteld dat zijn casemanager en ook de andere medewerkers extra aandacht aan hem besteden en extra zorg verlenen. Eiser heeft eerst in een kleinere noodopvang-locatie verbleven en op beide locaties is deze extra zorg voor eiser betracht. Eiser heeft op vragen van de rechtbank of hij weet dat hij professionele hulp kan vragen en krijgen voor het behandelen van mogelijk psychische problemen, verteld dat hij reeds onder behandeling staat. Hij is op advies van de psycholoog gestopt met eerder verstrekte medicatie omdat deze medicatie hem gedurende dag langdurig slaperig maakt en hij niet in staat is om activiteiten te verrichten. Op de vraag van de rechtbank aan eiser of hij op dit moment onder behandeling staat heeft hij verklaard dat hij nu alleen geen behandeling heeft omdat de psycholoog op vakantie is. Eiser heeft verklaard dat hij alle psychische problemen die hij thans ervaart relateert aan de mishandelingen en behandeling die hij in detentie in Polen heeft ondergaan. Eiser heeft verklaard dat bij het horen van het woord “Polen” reeds een lichamelijke reactie ervaart. Eiser heeft desgevraagd verklaard in zijn land van herkomst en voor zijn inreis in Polen deze klachten niet te hebben gehad. Eiser heeft tot slot verklaard te willen weten hoe het nu verder gaat omdat hij nu twee jaar in Nederland is en last heeft van de angst en onzekerheid. Eiser geeft aan contact te hebben met Vluchtelingenwerk en last te hebben van de gesprekken die de DT&V reeds nu met hem voert over terugkeer naar Polen.

11. De rechtbank overweegt dat het Hof in het arrest C.K (arrest van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127) het toetsingskader uiteen heeft gezet om te beoordelen of de enkele overdracht aan een andere lidstaat resulteert in een schending van artikel 4 Handvest. De rechtbank is verplicht om zo nodig ambtshalve te waarborgen dat het refoulementverbod ten volle wordt geëerbiedigd. De rechtbank acht het noodzakelijk om zich in dit kader nader te vergwissen van de medische en psychische conditie van eiser. Uit de verklaringen van eiser en de wijze waarop hij zich ter zitting heeft geuit, leidt de rechtbank indicaties af dat eiser mogelijk kampt met ernstige mentale problemen en de overdracht mogelijk aanzienlijke en wellicht onomkeerbare gevolgen kan hebben voor de gezondheidstoestand van eiser.

12. De rechtbank heeft met partijen besproken dat dit onderzoek ambtshalve geschiedt en heeft toegezegd dit ook in de uitspraak te benoemen zodat verweerder zich er, nadat een einduitspraak is gedaan, op kan beraden om hierover een grief te formuleren bij het instellen van hoger beroep. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat er een ex nunc-beoordeling van het refoulementrisico dient plaats te vinden en daarom ook, indien eiser er in slaagt de door de rechtbank gevraagde informatie over te leggen, zal worden beoordeeld of een advies aan het BMA gevraagd kan worden over de gevolgen van de mogelijke overdracht. De rechtbank heeft partijen medegedeeld te overwegen om een tussenuitspraak te doen om zich aldus nader te vergewissen en eiser, door tussenkomst van zijn gemachtigde, in de gelegenheid te stellen om in deze fase van de procedure nadere informatie te overleggen.

13. De rechtbank verzoekt de gemachtigde van eiser om zich te wenden tot de opvanglocatie waar eiser thans verblijft en aan de casemanager van eiser te verzoeken om schriftelijk informatie te verstrekken over het functioneren van eiser, zijn gedragingen en zorgbehoefte en om feitelijk aan te geven op welke wijze mogelijk aanvullende aandacht aan eiser wordt besteed. De rechtbank verzoekt de gemachtigde van eiser ook om een uitdraai uit zijn patiëntendossier op te vragen en te overleggen en om de behandelend psycholoog/psychiater/(huis)arts te verzoeken om een verklaring op te stellen met feitelijke informatie over de diagnose, de behandeling en de te verwachten duur van de behandeling. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank verzoekt verweerder in contact te treden met DT&V en uit te leggen dat de rechtbank DT&V verbiedt gesprekken met eiser over een overdracht aan Polen te houden totdat de rechtbank een einduitspraak heeft gedaan.

(…)
2. Eiser heeft om te voldoen aan de tussenuitspraak onder meer een recente uitdraai van zijn medisch dossier overgelegd. In de op 27 augustus 2024 ingestuurde brief staat dat de casemanager van eiser het volgende heeft aangegeven:
“In het kader van zorgbehoefte heeft Mohamed dit zelf volledig georganiseerd en worden wij ook niet op de hoogte gehouden in het kader van de AVG. De behandelend psycholoog / huisarts en de zorg waarvoor gekozen is staat allemaal in het patiëntendossier.”In deze brief is verder vermeld dat
: de casemanager, meer specifiek bevraagd naar de verwijzing POH GGZ, de behandelaar, diagnose, behandeling en duur van de behandeling van eiser, heeft aangegeven dat met eiser op te zullen pakken. Eiser zou zulks zelf met het GZA regelen. Eiser ontvangt vervolgens naar eigen zeggen geen nadere stukken, anders dan het eerder door hem reeds ter beschikking gestelde patiëntendossier. De casemanager geeft
aan in het kader van de AVG alles gedaan te hebben wat in zijn macht ligt ter verkrijging van de gevraagde informatie.GZA heeft desgevraagd aan de gemachtigde van eiser wederom hetzelfde patiëntendossier gestuurd. De gemachtigde van eiser kreeg als reactie op de vraag naar de behandelaar, diagnose, behandeling en duur van de behandeling van de GZA dat eiser is verwezen naar Fier en dat zij meer weten over zijn diagnose. Omdat Fier nog geen informatie aan de gemachtigde van eiser heeft verstrekt, vraagt deze, in afwachting van die stukken, om de behandeling van het beroep aan te houden.
3. Bij bericht van 28 augustus 2024 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat de rechtbank de behandeling van het beroep verder aanhoudt totdat eiser de gevraagde
informatie kan overleggen. Bij bericht van 28 augustus 2024 is namens eiser meegedeeld dat de backoffice van Fier zowel op de geboortedatum als op de naam van eiser geen gegevens kan vinden van eiser.
4. De rechtbank overweegt dat eiser weliswaar voldoende inspanningen heeft geleverd om de door de rechtbank opgevraagde informatie te verstrekken, maar dat eiser er niet in is geslaagd om de rechtbank de noodzakelijke informatie te verschaffen die de rechtbank in staat stelt om een grondige beoordeling te verrichten van het risico op een artikel 4 Handvest-schending door de enkele overdracht. Verweerder is met uitsluitend deze informatie eveneens niet in staat om een deugdelijke beoordeling te verrichten van de gevolgen van de overdracht voor eiser zoals bedoeld in het eerder genoemde arrest C.K. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat sprake is van psychische problematiek die eiser zelf relateert aan de behandeling door de Poolse autoriteiten voorafgaand aan zijn komst naar Nederland. De rechtbank overweegt dat gelet op de wijze waarop de psychische problemen zich openbaren, de verklaringen die eiser ter zitting heeft afgelegd en de ondersteuning voor deze verklaringen die te vinden is in zijn patiëntendossier, het noodzakelijk is om nadere informatie te vergaren over de psychische conditie van eiser en de mogelijke gevolgen van de enkele overdracht voor deze conditie. Omdat de zogenoemde C.K.-toets een 4 Handvest-risicotaxatie behelst, volstaat de rechtbank niet met eenmalig eiser in de gelegenheid te stellen om zelf nadere informatie te verschaffen, temeer nu eiser zich voldoende heeft ingespannen om deze informatie te verkrijgen en hierin eenvoudig niet is geslaagd.
5. Omdat de rechtbank een zelfstandige verantwoordelijkheid heeft om ten alle tijde het refoulementverbod te eerbiedigen, ziet de rechtbank in de onderhavige procedure, gelet op de specifieke, concrete feiten en omstandigheden aanleiding om over te gaan tot het benoemen van een deskundige. Dit betekent dat de rechtbank wederom een tussenuitspraak zal doen, een deskundige zal benoemen en beide partijen in de gelegenheid zal stellen om te reageren op de bevindingen van de deskundige. De rechtbank zal het iMMO benaderen om nog te formuleren onderzoeksvragen van de rechtbank te beantwoorden omdat de rechtbank het noodzakelijk acht dat de te benoemen deskundige ruime expertise heeft op het gebied van medische en psychische problemen van mensen die verwikkeld zijn in de asielprocedure, waartoe de rechtbank ook de Dublinprocedure rekent.
6. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan. Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
  • zal zich wenden tot het Instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek om na te gaan of een benoeming tot deskundige zal worden aanvaard;
  • verzoekt de gemachtigde van eiser om na te gaan of eiser bereid is om schriftelijk toestemming voor mogelijk medisch en/of psychologisch onderzoek te geven en dit binnen uiterlijk vier weken na heden aan de rechtbank kenbaar te maken;
  • zal indien het iMMO aangeeft dat voldaan is aan de criteria voor een iMMO-onderzoek overgaan tot het benoemen van het iMMO tot deskundige;
  • verzoekt de gemachtigde van eiser, indien eiser toestemt en indien het iMMO aangeeft dat voldaan is aan de criteria voor een iMMO-onderzoek, om het “toestemmingsformulier iMMO-onderzoek” aan het iMMO te doen toekomen tegelijkertijd met het dossier van deze procedure en alle medische informatie waarover (gemachtigde van) eiser beschikt;
  • zal partijen in de gelegenheid stellen om te reageren op de mogelijke onderzoeksbevindingen van het iMMO en na gereedkomen hiervan een nadere termijn hiervoor bepalen;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J. Beckers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 21 februari 2025.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open maar kan tegelijkertijd met het instellen van een rechtsmiddel tegen de einduitspraak worden opgekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.