ECLI:NL:RBDHA:2025:2618

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
AWB 24/8913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ROV-maatregel opgelegd aan asielzoeker door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen een opgelegde ROV-maatregel 2 door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) beoordeeld. De maatregel, die op 26 april 2024 aan eiser werd opgelegd, hield in dat tweemaal de wekelijkse vergoeding van €14,47 werd ingehouden. De aanleiding voor deze maatregel was dat eiser het werk van het COa had vergeleken met de holocaust, wat door het COa als provocatief en beledigend werd beschouwd. Eiser had eerder al een sanctie ontvangen voor vergelijkbare uitlatingen.

De rechtbank heeft het beroep op 23 december 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het COa aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het COa niet voldoende heeft gemotiveerd welke specifieke uitlating van eiser de aanleiding was voor de maatregel. De rechtbank stelt vast dat het COa geen bewijsstukken heeft overgelegd die de vaststelling van de relevante feiten en omstandigheden ondersteunen. Hierdoor is de maatregel niet deugdelijk gemotiveerd en voldoet deze niet aan de vereisten van controleerbaarheid.

De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en vernietigt de ROV-maatregel 2. Het COa wordt opgedragen om het ingehouden weekgeld aan eiser te vergoeden. De overige beroepsgronden behoeven geen verdere bespreking. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans en is openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/8913

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COa

(gemachtigde: mr. D. Gökcan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) van 26 april 2024 om aan eiser een maatregel 2 op grond van het Reglement onthouding verstrekkingen (ROV) op te leggen.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het COa.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen de aan eiser opgelegde ROV-maatregel. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
3. Het COa heeft aan eiser een ROV-maatregel 2 opgelegd. Deze maatregel houdt in dat tweemaal de wekelijkse vergoeding van €14,47 wordt ingehouden. De aanleiding voor het opleggen van deze maatregel is dat eiser volgens het COa voor de tweede keer het werk van het COa heeft vergeleken met de holocaust. Dit overschrijdt de fatsoensnormen, is provocatief en beledigend. Ondanks een eerder opgelegde sanctie laat eiser volgens het COa hetzelfde gedrag zien. De gedragingen van eiser zijn wat betreft aard en omvang zodanig ernstig dat dit de aan eiser opgelegde maatregel rechtvaardigt. De gedraging heeft overlast van middelgrote impact doen ontstaan.
4. Op grond van artikel 5 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers staat er tegen het bestreden besluit beroep open bij de rechtbank.
Toetsingskader
5. Op grond van de artikelen 10 en 19 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) heeft het COa de bevoegdheid om bij wijze van maatregel verstrekkingen te onthouden, onder meer als een bewoner zich niet aan de huisregels van de opvangvoorziening houdt. In de huisregels is opgenomen dat elke vorm van agressie verboden is en dat agressief en gewelddadig gedrag naar COa-medewerkers zwaarder wordt bestraft. De werkwijze van het COa bij het opleggen van maatregelen is neergelegd in het Maatregelenbeleid COa. Hieruit volgt dat als er sprake is van een incident met middelgrote impact, het COa aan een bewoner een ROV-maatregel 2 kan opleggen. Dit houdt in dat gedurende de maximale periode van twee weken het leefgelddeel van het weekgeld wordt ingehouden. Als voorbeeld van een gedraging met middelgrote impact wordt gegeven ‘algemene discriminerende uitlatingen in een openbare ruimte (niet op de persoon gericht)’.
Mocht het COa aan eiser een ROV-maatregel opleggen?
6. Het COa stelt zich in het verweerschrift van 16 december 2024 aanvullend op het standpunt dat eiser het werk van het COa wederom heeft vergeleken met de omstandigheden van een concentratiekamp in de Tweede Wereldoorlog. Eiser heeft in een mail het volgende vermeld:

Maybe you enjoy bullying quiet residents or is this form of sophisticated local genocide: in Auschwitz the Nazis killed Jews with their own hands, and in AZC [locatie] COA employees encourage the mockery of refugees from Russia?”.
Gezien de aard van de belediging is aan eiser een ROV-maatregel 2 opgelegd. Het COa acht de uitspraak des te kwalijker omdat eiser eerder door deze rechtbank en zittingsplaats in het ongelijk is gesteld ten aanzien van dezelfde beledigende uitspraak. De gedraging van eiser kan worden gekwalificeerd als een vorm van agressie en heeft een middelgrote impact. De gedraging is in overtreding met artikel 2 van de huisregels gedaan.
7. Eiser is het niet eens met de maatregel en stelt dat deze ten onrechte is opgelegd. De maatregel is namelijk niet deugdelijk gemotiveerd, omdat uit het dossier niet blijkt dat er een nadere motivering van het COa aanwezig is waaruit blijkt waarom de maatregel is opgelegd. Ter zitting voegt eiser toe dat niet duidelijk is welke uitlating van hem de aanleiding is geweest om de maatregel op te leggen. Hij stelt dat de uitlating waar het COa naar verwijst niet aan de maatregel ten grondslag kan liggen. De desbetreffende uitlating heeft hij eerder gedaan en daarvoor is hij al in februari 2024 beboet. [1] In de maatregel staat aangegeven dat eiser voor een tweede keer het werk van het COa heeft vergeleken met de holocaust en dat aan eiser eerder een maatregel is opgelegd. Er is echter geen sprake van een deugdelijke motivering omdat de dossieropbouw gebrekkig is. Daarmee voldoet de maatregel niet aan hetgeen op pagina 8 van het maatregelenbeleid van het COa van 17 april 2024 is opgenomen.
Oordeel van de rechtbank
8. Aan een besluit tot oplegging van een maatregel dient een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag te liggen. Dit brengt met zich mee dat de waarneming van feiten en omstandigheden die leiden tot oplegging van een maatregel dient te worden gedaan door een deskundige medewerker van het bevoegd gezag en dat de bevindingen schriftelijk worden vastgelegd. In de schriftelijke vaststelling moeten in ieder geval de plaats, het tijdstip en de datum van de waarneming en een inzichtelijke beschrijving worden opgenomen van hetgeen door het COa is waargenomen. Ook moet het geschrift ondertekend zijn door de opsteller en een dagtekening bevatten. Als niet volledig aan deze vereisten is voldaan, betekent dit niet in alle gevallen dat een deugdelijke en controleerbare vaststelling ontbreekt. Ook op basis van ander bewijsmateriaal kan een deugdelijke en controleerbare vaststelling van de relevante feiten en omstandigheden plaatsvinden. Het uitgangspunt is dat het aan de maatregel ten grondslag liggende feitenonderzoek voor een rechter controleerbaar moet zijn.
9. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank oordeelt dat het COa niet kenbaar heeft gemotiveerd en geconcretiseerd welke gedraging of uitlating van eiser op 19 april 2024 is gedaan die de aanleiding is geweest om aan hem de ROV-maatregel 2 op te leggen. De rechtbank stelt hierbij voorop dat het COa geen mails of andere schriftelijke stukken heeft overlegd waarmee de rechtbank de vaststelling van de relevante feiten en omstandigheden kan controleren. De onder 6. genoemde uitlating waar het COa in het verweerschrift naar verwijst, heeft eiser eerder, op 12 februari 2024 gedaan, zo blijkt uit een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 19 augustus 2024. [2] Onder de door eiser digitaal aangeleverde stukken bevindt zich ook een e-mail van 9 april 2024 [3] , waarin dezelfde tekst is weergegeven als het COa in het verweerschrift heeft aangehaald. Maar de datum van die e-mail wijkt af van de datum – 19 april 2024 – die het COa in het bestreden besluit noemt. Onder de door eiser aangeleverde stukken bevindt zich tenslotte wel een e-mail van 19 april 2024 [4] waarin door eiser een andere vergelijking met Joden in de Tweede Wereldoorlog is gemaakt. De rechtbank stelt echter vast dat dit een andere uitlating betreft dan de uitlating waar de minister in het verweerschrift naar verwijst. Hoewel de rechtbank dus constateert dat eiser op meerdere momenten (zeer) kwalijke uitlatingen heeft gedaan waarbij een vergelijking met de holocaust wordt gemaakt, is zij van oordeel dat het COa niet heeft gespecificeerd welke uitlating de reden was om aan eiser op 26 april 2024 een ROV-maatregel 2 op te leggen. Dit had het COa wel moeten doen. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt de ROV-maatregel 2.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het COa hoeft geen nieuw besluit te nemen. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. De rechtbank draagt het COa op om het ingehouden weekgeld, te weten tweemaal € 14,47, aan eiser te betalen. Eiser heeft geen verzoek ingediend voor in aanmerking komende reiskosten of andere door eiser gemaakte proceskosten. Dergelijke kosten hoeven daarom niet door het COa vergoed te worden. Eiser hoefde geen griffierecht te betalen zodat ook deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 26 april 2024;
- bepaalt dat de opgelegde ROV-maatregel 2 met het vernietigen van het besluit komt te vervallen;
- bepaalt dat het COa aan eiser tweemaal het weekgeld van € 14,47 vergoedt;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaatst treedt van het vernietigde besluit.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit heeft geleid tot de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 19 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13444.
2.Rb. Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 19 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13444.
3.“Complaint to T.a.v. team Juridische zaken about [naam 1], [naam 2] and COA”.
4.“ Request to COA’’.