ECLI:NL:RBDHA:2025:2547
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de bewaring van een eiser, die de Turkse nationaliteit heeft. De minister van Asiel en Migratie was de verweerder in deze zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 21 december 2024 was opgelegd, maar op 30 januari 2025 was opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 17 februari 2025 gesloten.
De rechtbank heeft overwogen dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring was opgeheven. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 8 januari 2025 rechtmatig was. Eiser voerde aan dat de verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld en dat er geen redelijke belangenafweging had plaatsgevonden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende voortvarend had gewerkt aan het vertrek van eiser. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die een lichter middel rechtvaardigden en dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was geweest.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.