ECLI:NL:RBDHA:2025:2547

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL25.6594
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de bewaring van een eiser, die de Turkse nationaliteit heeft. De minister van Asiel en Migratie was de verweerder in deze zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 21 december 2024 was opgelegd, maar op 30 januari 2025 was opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 17 februari 2025 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring was opgeheven. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 8 januari 2025 rechtmatig was. Eiser voerde aan dat de verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld en dat er geen redelijke belangenafweging had plaatsgevonden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende voortvarend had gewerkt aan het vertrek van eiser. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die een lichter middel rechtvaardigden en dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was geweest.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6594

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 21 december 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Verweerder heeft op 30 januari 2025 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 17 februari 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Turkse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1974.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 14 januari 2025 [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 8 januari 2025.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Verder is er geen redelijke belangenafweging geweest en is ten onrechte geen lichter middel toegepast, gelet op zijn medische problemen en gezinsleven.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Uit het voortgangsrapport en het ingevulde Model M113 blijkt dat eiser op 30 januari 2025 is uitgezet en dat de bewaring direct daarna is opgeheven. Verder blijkt uit het rapport dat op 24 december 2024 en op 21 januari 2025 vertrekgesprekken zijn gevoerd met eiser en dat drie dagen na ontvangst van het akkoord vanuit de Turkse autoriteiten een vlucht is aangevraagd. Gelet hierop heeft verweerder voldoende voortvarend gewerkt aan het vertrek van eiser.
6. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan alsnog met een lichter middel had moeten worden volstaan. Eiser stelt dat medische omstandigheden en gezinsleven aanleiding hadden moeten zijn voor een lichter middel. Eiser heeft dit echter niet concreet onderbouwd.
7. Ook overigens kan niet worden gezegd dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 20 februari 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.