ECLI:NL:RBDHA:2025:2534

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL24.23131 en NL24.23134
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar en verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres, een Poolse nationaliteit hebbende, heeft op 16 augustus 2023 een besluit ontvangen van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd vastgesteld dat zij geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht. Eiseres heeft op 27 februari 2024 bezwaar ingediend tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelt dat dit bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit op 25 januari 2024 aan eiseres is uitgereikt, waardoor de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op 22 februari 2024 eindigde. Eiseres heeft het bezwaarschrift pas op 27 februari 2024 ingediend, wat vijf dagen te laat is. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet op de juiste wijze is geïnformeerd over de bezwaartermijn, maar de rechtbank concludeert dat het besluit op de juiste wijze is uitgereikt en dat eiseres voldoende op de hoogte is gesteld van de bezwaartermijn.

De rechtbank wijst ook op de individuele omstandigheden van eiseres, zoals haar dakloosheid en het niet machtig zijn van de Nederlandse taal. Echter, deze omstandigheden leiden niet tot het oordeel dat de termijnoverschrijding niet aan eiseres kan worden toegerekend. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.23131 en NL24.23134
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: R. Radema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van eiseres en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.
1.1.
Bij besluit van 16 augustus 2023 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht.
1.2.
Met het bestreden besluit van 15 mei 2024 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1999 en heeft de Poolse nationaliteit. Bij besluit van 16 augustus 2023 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht. Dit besluit is op 25 januari 2024 in persoon aan eiseres uitgereikt. Eiseres heeft vervolgens op 27 februari 2024 bezwaar ingediend tegen het besluit. Omdat het bezwaarschrift daarmee niet is ingediend binnen de daarvoor geldende termijn van vier weken [2] , heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. Het primaire besluit is door de politie uitgereikt, maar had door de vreemdelingenpolitie moeten worden uitgereikt. Hierdoor is eiseres niet op de juiste wijze geïnformeerd over de strekking van het besluit en de bezwaartermijn. Daarnaast is eiseres dak- en thuisloos en is zij niet in staat de Nederlandse beschikking zelf te lezen en begrijpen. Ook is de overschrijding van de bezwaartermijn minimaal. Gelet op de nieuwe lijn van de hoogste bestuursrechter met betrekking tot termijnoverschrijdingen, heeft eiseres daarom verschoonbaar gedwaald met betrekking tot de bezwaartermijn.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe en waarom zij tot deze conclusie is gekomen.
6. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van vier weken. [3] Deze termijn begint te lopen na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [4] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is uitgereikt. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [5]
7. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit op 25 januari 2024 aan eiseres is uitgereikt. Eiseres kon dus tot 22 februari 2024 een bezwaarschrift indienen. Niet in geschil is dat eiseres pas bij brief van 27 februari 2024 bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit. Het bezwaarschrift is daarmee vijf dagen te laat ingediend.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het primaire besluit niet op de juiste wijze is uitgereikt. Uit het uitreikingsblad blijkt dat de strekking van de beschikking op 25 januari 2024 met behulp van een Poolse tolk aan eiseres is uitgelegd, door een medewerker van de vreemdelingenpolitie. Dat niet expliciet op het uitreikingsblad staat vermeld dat eiseres ook is geïnformeerd over de bezwaartermijn, is, gelet hierop, onvoldoende om aan te nemen dat eiseres niet ook op de hoogte is gesteld van de bezwaartermijn. Het standpunt van eiseres dat het besluit ten onrechte door een medewerker van de (reguliere) politie is uitgereikt en niet door een medewerker van de vreemdelingenpolitie, omdat de politie niet op de hoogte zou zijn van de inhoud en strekking van het besluit kan niet slagen nu zich geen enkele rechtsregel hiertegen verzet. Bovendien heeft verweerder in het verweerschrift voldoende aannemelijk gemaakt dat het besluit is uitgereikt door een medewerker van de vreemdelingenpolitie. De rechtbank volgt verweerder daarom in diens standpunt dat eiseres afdoende op de hoogte is gesteld van de bezwaartermijn.
9. Ten aanzien van de individuele omstandigheden die eiseres aanvoert, overweegt de rechtbank dat ook deze niet kunnen leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De enkele stelling dat eiseres de zwakkere partij is omdat zij dak- en thuisloos is en de Nederlandse taal niet machtig is, maakt niet dat de termijnoverschrijding niet aan eiseres kan worden toegerekend. Het primaire besluit is in persoon aan eiseres uitgereikt en de strekking daarvan is in de Poolse taal aan haar toegelicht. Eiseres heeft niet onderbouwd dat het vanwege haar individuele omstandigheden moeilijk of niet mogelijk was om zich tijdig tot een gemachtigde te wenden.
10. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat in dit geval geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de termijnoverschrijding niet verwijtbaar is of dat de termijnoverschrijding eiseres maar gering te verwijten valt. Dit heeft als gevolg dat het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift aan eiseres kan worden toegerekend. [6] Verweerder heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand.
12. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit. [7]
13. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep
of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Dit volgt uit artikel 69, eerste lid, van de Vw.
4.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
6.Zie de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.
7.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.