ECLI:NL:RBDHA:2025:2526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL24.32741
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'nareis'. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 11 april 2023, en het bezwaar daarop werd bevestigd in een besluit van 26 juli 2024. De rechtbank behandelde het beroep op 28 januari 2025, waarbij eisers, hun gemachtigde, en een tolk aanwezig waren.

Eiseres 1, geboren in 1981, en haar drie minderjarige kinderen, die de Syrische nationaliteit claimen, dienden de aanvraag in om bij hun referent in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat de identiteit van de minderjarige kinderen niet aannemelijk was gemaakt, hoewel de identiteit van eiseres 1 wel werd erkend. Verweerder bood eisers de mogelijkheid voor nader onderzoek in de vorm van DNA-onderzoek, maar eisers waren niet beschikbaar voor dit onderzoek.

De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was. Hoewel er een gebrek was in de bevoegdheid van de beslissingsautoriteit, was dit gebrek niet benadelend voor eisers. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet onterecht had gesteld dat de identiteit van de minderjarige kinderen en de familierechtelijke relatie niet aannemelijk waren gemaakt. De rechtbank wees erop dat het aan eisers was om de benodigde documenten te overleggen en dat zij niet actief hadden gecommuniceerd met verweerder over hun situatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde verweerder tot een proceskostenvergoeding van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32741

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1], V-nummer: [v-nummer 1] , eiseres 1, en haar minderjarige kinderen
[eiser 1], V-nummer [v-nummer 2] , eiser 1,
[eiseres 2], V-nummer [v-nummer 3] , eiseres 2,
[eiser 2], [v-nummer 4] , eiser 2 en
[eiser 3], V-nummer [v-nummer 5] , eiser 3
tezamen aangeduid als eisers.
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. M. van Boheemen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘nareis’.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 11 april 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 juli 2024 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eisers, H. Rida als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres 1 is geboren op [geboortedatum 1] 1981, eiser 1 is geboren op [geboortedatum 2] 2005, eiseres 2 is geboren op [geboortedatum 3] 2008, eiser 2 is geboren op [geboortedatum 4] 2011 en eiser 3 is geboren op [geboortedatum 5] 2013. Eisers stellen de Syrische nationaliteit te hebben. Eiseres 1 heeft op 10 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een mvv voor haarzelf en haar vier minderjarige kinderen omdat zij in Nederland willen verblijven bij haar zoon en hun broer, [referent] (referent). Referent heeft de Syrische nationaliteit en beschikt sinds 15 december 2021 over een asielvergunning.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat de identiteit van de minderjarige kinderen niet aannemelijk zijn gemaakt. De identiteit van eiseres 1 acht verweerder wel aannemelijk, maar de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent is niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft eisers het voordeel van de twijfel en eisers nader onderzoek aangeboden in de zin van DNA onderzoek. Nu eisers niet beschikbaar waren voor dit nadere onderzoek heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
Wat vinden eisers in beroep?
4. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. De bevoegde beslissingsautoriteit op het moment van het bestreden besluit was de minister van Asiel en Migratie. Aangezien het bestreden besluit is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, is de beslissing genomen door een onbevoegde beslissingsautoriteit. Daarnaast hebben eisers in bezwaar verzocht om te worden gehoord, maar zijn zij tot op heden niet gehoord. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat er onvoldoende documenten zijn overgelegd om de identiteit en de familierechtelijke relatie aannemelijk te maken. Aan eisers is vervolgens het voordeel van de twijfel gegeven en nader onderzoek in de vorm van DNA-onderzoek is aangeboden, maar eisers konden niet uitreizen naar Turkije waardoor het nader onderzoek niet heeft plaatsgevonden. Eisers zijn van mening dat zij wel voldoende documenten hebben overgelegd om de identiteit en familierechtelijke relatie te onderbouwen en dat een eventueel nader onderzoek ook in Syrië kan plaatsvinden. Het onderzoek van verweerder voorafgaand aan het bestreden besluit is onzorgvuldig geweest.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers aangegeven dat eisers de beroepsgrond ten aanzien van de hoorplicht intrekken, zodat de rechtbank die grond onbesproken zal laten.
Bevoegdheid tot het nemen van het bestreden besluit
6. Met ingang van 2 juli 2024 is de bevoegde beslissingsautoriteit in het Nederlandse vreemdelingenrecht de minister van Asiel en Migratie. Nu het bestreden besluit is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, is er sprake van een gebrek. De rechtbank ziet aanleiding om dit zorgvuldigheidsgebrek te passeren omdat eisers hierdoor niet zijn benadeeld. [1] Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat het bestreden besluit is genomen en ondertekend door een ambtenaar die daartoe op grond van mandaat bevoegd was.
Identiteit en familierechtelijke relatie
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de identiteit van de minderjarige kinderen en de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent met de kopie van de identiteitskaart van eiseres 1 en de kopie van het gezinsuittreksel niet aannemelijk is gemaakt. Het betreft immers kopieën. Wel is het een begin van bewijs zodat verweerder eisers het voordeel van de twijfel heeft gegeven. Teneinde de familierechtelijke vast te stellen heeft verweerder eisers de mogelijkheid van nader onderzoek aangeboden in de vorm van DNA-onderzoek. Verweerder heeft in de bestreden beschikking niet ten onrechte gewezen op het feit dat eisers in de periode na de aanvraag niet beschikbaar waren voor nader onderzoek. Ook in de bezwaarprocedure is hiervan niet gebleken. Verweerder heeft op 6 juni 2024 en 20 juni 2024 telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van eisers met het verzoek te laten weten of zij op dit moment wel beschikbaar zijn voor het DNA-onderzoek. Eisers hebben hier nooit op gereageerd.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn deel van de samenwerkingsplicht is nagekomen door nader onderzoek aan te bieden in Turkije. [2] Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat in Syrië geen mogelijkheid bestaat om DNA-onderzoek af te nemen. Eisers stelling dat het niet mogelijk was om naar Turkije uit te reizen vanwege de veiligheidssituatie in Syrië, hebben zij op geen enkele wijze onderbouwd. Daar komt bij dat verweerder erop heeft mogen wijzen dat eisers voor de afgifte van een mvv ook Syrië zouden moeten verlaten, omdat in Syrië geen mvv afgegeven wordt. Verweerder was in deze zaak niet gehouden tot het faciliteren van aanvullend onderzoek, bijvoorbeeld door tussenkomst van het IOM of de UNHCR. [3] Daartoe overweegt de rechtbank dat het in de eerste plaats aan eisers zelf is om de identiteit en familierelatie aannemelijk te maken en dat op hun een samenwerkingsplicht rust die niet alleen eruit bestaat dat zij beschikbaar zijn voor nader onderzoek, maar ook dat zij verweerder actief informeren en op de hoogte houden van hun situatie. Dit laatste hebben eisers niet gedaan. Het had op de weg van eisers gelegen om verweerder hierover actief te informeren. Dat eisers dat niet hebben gedaan komt voor hun eigen rekening en risico.
8. Ter zitting heeft referent nog naar voren gebracht dat eisers inmiddels wel paspoorten kunnen aanvragen en dat de politieke situatie in Syrië is veranderd, waardoor er mogelijk plekken zijn in Syrië waar DNA-onderzoek afgenomen kan worden. Ten aanzien van deze stellingen overweegt de rechtbank dat bij de beoordeling van het beroep dient te worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden zoals die zich voordeden ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. [4] Bovendien heeft referent deze stellingen niet nader onderbouwd met documenten. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. Nu de identiteit van de minderjarige kinderen en de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent niet is aangetoond heeft verweerder de aanvraag van een mvv mogen afwijzen en het beroep ongegrond is.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen.
11. Nu het gebrek ten aanzien van het bevoegde bestuursorgaan en de ondertekening van het bestreden besluit gepasseerd wordt met artikel 6:22 van de Awb, bestaat in beginsel aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Dit bedrag wordt door de rechtbank vastgesteld op € 1.814,-. [5]

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 13 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:192 en bijvoorbeeld de uitspraak van de (de Afdeling) van 16 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3146.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2153 en 24 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3117.
4.Dit wordt ook wel ex-tunc toetsing genoemd.
5.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met waarde € 907,- per punt, wegingsfactor 1.