In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een moeder met twee minderjarige kinderen, had een asielaanvraag ingediend die door de Minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Het bestreden besluit omvatte ook een terugkeerbesluit naar Tanzania. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij de rechtbank eerder een tussenuitspraak heeft gedaan op 27 november 2024, waarin werd vastgesteld dat de minister de belangen van de minderjarige kinderen onvoldoende had afgewogen. De rechtbank gaf de minister de kans om het motiveringsgebrek te herstellen. De minister heeft hierop gereageerd met een aanvullende motivering, waarin hij stelde dat het in het belang van de kinderen is om bij hun moeder te blijven en dat er geen indicaties zijn dat de kinderen in Tanzania te vrezen hebben voor ernstige schade.
Eiseres was van mening dat de minister het gebrek onvoldoende had hersteld en dat haar kinderen niet terug konden keren naar Tanzania vanwege hun geboorteplaats en de risico's die daar zouden kunnen bestaan. De rechtbank oordeelde echter dat de minister met de aanvullende motivering de belangen van de kinderen zorgvuldig had afgewogen en dat het beroep gegrond werd verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat het besluit onder de streep juist was. Eiseres werd in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.360,50. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 22 januari 2025.