ECLI:NL:RBDHA:2024:19928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
NL24.30144 T
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van een Somalische vrouw en haar minderjarige kinderen met betrekking tot terugkeer naar Tanzania

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 november 2024, wordt de asielaanvraag van een Somalische vrouw, eiseres, en haar minderjarige kinderen behandeld. De minister van Asiel en Migratie heeft op 25 juli 2024 de asielaanvraag afgewezen en een terugkeerbesluit genomen, waarbij eiseres en haar kinderen terug moeten keren naar Tanzania. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat haar identiteit en de situatie in Tanzania onvoldoende zijn meegewogen. De rechtbank heeft de zaak op 12 november 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank oordeelt dat de minister de geloofwaardigheid van eiseres' identiteit, nationaliteit en herkomst niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, en dat de minister niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de situatie in Tanzania. Echter, de rechtbank concludeert dat de minister de belangen van de minderjarige kinderen onvoldoende heeft meegewogen in het terugkeerbesluit. De rechtbank geeft de minister de gelegenheid om het motiveringsgebrek te herstellen binnen twee weken, en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

tussenuitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.30144 T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

mede namens haar minderjarige kinderen
[kind 1]en
[kind 2], V-nummers: [V-nummer 1] , [V-nummer 2] en [V-nummer 3]
(gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer), en
de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Procesverloop

1. Bij besluit van 25 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de asielaanvraag van eiseres afgewezen. Het bestreden besluit omvat ook een terugkeerbesluit waarin staat dat eiseres met haar kinderen moet terugkeren naar Tanzania. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 november 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen F. Kerekezi. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Eerdere procedures en besluitvorming
2. Eiseres stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1993] . Eiseres heeft op 28 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend. Aan deze asielaanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij niet kan terugkeren naar Somalië, omdat zij wordt gezocht door Al Shabaab en eiseres bang is dat Al Shabaab haar zal vermoorden. Verder is eiseres bang dat zij uit wraak zal worden besneden door haar buren, als zij moet terugkeren naar Somalië.
3. De minderjarige dochter van eiseres is geboren op [2021] . De minderjarige zoon van eiseres is geboren op [2021] .
4. Op 2 december 2021 heeft de minister een besluit genomen op de asielaanvraag van eiseres en haar minderjarige dochter. In dit besluit is de asielaanvraag van eiseres
kennelijk ongegrond verklaard, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet geloofwaardig werden geacht. Daarbij is aan eiseres en haar minderjarige dochter een terugkeerbesluit opgelegd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft op 18 januari 2022 uitspraak gedaan.¹ De beroepsgronden gericht tegen de geloofwaardigheidsbeoordeling slagen niet. Wel slaagt het beroep ten aanzien van het terugkeerbesluit, omdat er geen land van terugkeer is genoemd in dat besluit. De minister is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), maar dit hoger beroep is op 29 augustus 2022 ongegrond verklaard door de Afdeling.² De Afdeling heeft daarbij de minister de opdracht gegeven om opnieuw naar de zaak te kijken, omdat in het terugkeerbesluit niet duidelijk is vermeld naar welk land eiseres en haar minderjarige dochter moeten terugkeren.
5. Naar aanleiding van deze uitspraak van de Afdeling heeft de minister opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Dit heeft geleid tot verschillende besluiten, die de minister vervolgens weer heeft ingetrokken. Uiteindelijk heeft de minister op 25 juli 2024 in deze procedure het bestreden besluit genomen.
6. In dit bestreden besluit houdt de minister vast aan de eerdere beoordeling van de geloofwaardigheid van eiseres’ identiteit, nationaliteit en herkomst. De minister herhaalt haar eerdere motivering en voegt daaraan toe dat het nieuw door eiseres ingebrachte Somalische paspoort uit 2021 niet tot een andere conclusie leidt. Uit gezaghebbende bronnen blijkt namelijk dat de authenticiteit van Somalische identiteitsdocumenten onmogelijk te verifiëren is. Omdat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet geloofwaardig acht, worden de verklaringen van eiseres ten aanzien van haar problemen met haar buren en met Al Shabaab niet op geloofwaardigheid getoetst. Daardoor kan er ook geen sprake zijn van gegronde vrees voor vervolging, dan wel een risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag betreffende de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) als eiseres moet terugkeren naar Tanzania. De aanvraag van eiseres verklaart de minister kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Aan eiseres en haar kinderen wordt ook een terugkeerbesluit opgelegd, waarin zij worden opgedragen terug te keren naar Tanzania.

Afwijzing asielaanvraag

Zienswijze
7. Eiseres stelt dat haar zienswijze als herhaald en ingelast aangemerkt moet worden. De minister is in het bestreden besluit ingegaan op de zienswijze van eiseres. Nu eiseres niet concreet heeft gemaakt op welk punt van haar zienswijze de minister onvoldoende is ingegaan, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
Geloofwaardigheid identiteit, nationaliteit en herkomst
8. Eiseres stelt dat de minister ten onrechte geen waarde heeft gehecht aan de door eiseres overgelegde Somalische identiteitsdocumenten. Dat is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Eiseres heeft onder meer een Somalische geboorteakte, Somalische nationaliteitsverklaring en een Somalisch paspoort overgelegd. Eiseres kan niet
volgen waarom aan deze documenten geen waarde wordt gehecht. Ook de opmerking van de minister dat het paspoort uit 2021 komt, terwijl eiseres deze pas in 2024 heeft overgelegd kan eiseres niet volgen. Verder is eiseres van mening dat zij in bewijsnood verkeert. Aan de ene kant verwacht de minister namelijk van eiseres dat zij met officiële documenten komt, maar als zij dan met deze documenten komt, zegt de minister dat uit landeninformatie blijkt dat het verifiëren van de authenticiteit van Somalische documenten onmogelijk is. Daarbij komt dat het op de weg van de minister had gelegen om eiseres te bevragen over de verschillen in geboorteplaats, spelling en de naam van eiseres en haar moeder in de verschillende overgelegde documenten. Dat heeft de minister niet gedaan.
9. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte de Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank verwijst voor de motivering van dit oordeel in de eerste plaats naar de eerdere uitspraak van de rechtbank, welke uitspraak door de Afdeling is bevestigd. Daarnaast vindt de rechtbank dat de minister terecht het ingebrachte Somalische paspoort onvoldoende heeft mogen vinden. Uit het Algemeen Ambtsbericht van Somalië van juni 2023³ blijkt dat het verifiëren van de authenticiteit van Somalische identiteitsdocumenten onmogelijk is. Het standpunt van eiseres dat dit zou betekenen dat zij nooit haar identiteit kan aantonen en dus in bewijsnood zou komen te verkeren, volgt de rechtbank niet. Identiteitsdocumenten zijn niet de enige manier waarop iemand zijn identiteit kan aantonen. Dat kan ook via verklaringen tijdens de gehoren en bijvoorbeeld via een taalanalyse (en eventuele contra-expertise). In het geval van eiseres heeft zij hiermee haar identiteit, nationaliteit en herkomst onvoldoende aannemelijk gemaakt. De minister hoefde haar hierover niet opnieuw te horen. Van enige onzorgvuldigheid is geen sprake.
10. Omdat de minister dit asielmotief al ongeloofwaardig heeft mogen vinden, hoeft de minister ook niet de rest van het asielrelaas van eiseres te beoordelen op geloofwaardigheid. De beroepsgrond slaagt niet.
Terugkeerbesluit
11. Eiseres stelt dat de minister ten onrechte Tanzania heeft aangewezen als land van terugkeer voor eiseres en haar minderjarig kinderen. De minister heeft onvoldoende aandacht voor de belangen van haar kinderen. Er wordt in het besluit enkel verwezen naar het eerder genomen besluit van 2 december 2021, maar dit besluit is vernietigd. Bovendien heeft eiseres (ondertussen) ook een zoon en hij is niet meegenomen in dit eerdere besluit. De minister had nader onderzoek moeten doen naar de situatie in Tanzania, wat het voor de kinderen betekent dat zij naar Tanzania moeten en of dit geen schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) oplevert. Door dit niet te doen, handelt de minister in strijd met de Terugkeerrichtlijn.
11. De rechtbank stelt voorop dat de minister geen nader onderzoek hoeft te doen naar de situatie in Tanzania. In de uitspraak van de Afdeling in het eerdere hoger beroep in deze zaak is al geoordeeld dat uit de beoordeling van de asielaanvraag blijkt welke landen van herkomst in aanmerking komen om als terugkeerlanden te worden aangewezen. Nader onderzoek is dan niet nodig. De minister hoeft slechts te bezien welk land of welke landen
3 Zie Algemeen Ambtsbericht Somalië, van juni 2023, p. 49
zij als terugkeerlanden in het terugkeerbesluit opneemt en dat heeft de minister gedaan. In dat verband wijst de rechtbank ook op de uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2024.⁴
13. De rechtbank is echter wel van oordeel dat de minister de belangen van de minderjarige kinderen van eiseres in het bestreden besluit onvoldoende heeft meegewogen. Uit artikel 24, tweede lid, van het Handvest in samenhang met artikel 5, onder a, van de Terugkeerrichtlijn volgt dat het belang van het kind in alle fasen van de procedure beschermd hoort te worden. In artikel 24, tweede lid van het Handvest staat dat bij alle handelingen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden verricht door overheidsinstanties of particulieren instellingen, de belangen van het kind de eerste overweging vormen. Verder oordeelt het Hof van Justitie in het arrest M.A. tegen België van 11 maart 2021⁵ dat uit artikel 24, tweede lid, van het Handvest volgt dat deze bepaling zelf in ruime bewoording is gesteld en van toepassing is op een besluit dat niet gericht zijn tegen deze minderjarige, maar wel aanzienlijke gevolgen met zich meebrengen voor deze minderjarige.⁶
13. Hieruit volgt dat de minister verplicht is om de belangen van de minderjarige kinderen bij elke fase van de procedure te betrekken en dus ook bij het nemen van een terugkeerbesluit. De rechtbank volgt de minister dan ook niet in het standpunt, dat op de zitting is ingenomen, dat de belangen van de kinderen in een later stadium zouden kunnen en moeten worden gewogen. Dat moet (ook) bij het terugkeerbesluit en dat heeft de minister onvoldoende gedaan. De minister heeft in het bestreden besluit ten aanzien van de belangen van de kinderen enkel verwezen naar de motivering in het eerdere besluit. Hoewel het verwijzen naar een eerdere motivering kan, ook al is dat besluit vernietigd, is die verwijzing hier onvoldoende. Er wordt namelijk verwezen naar een vrij algemene motivering uit 2021 waarin enkel het belang van de dochter van eiseres is gewogen. De belangen van haar zoon zijn niet meegenomen.

Tussenconclusie

15. Dit betekent dat er sprake is van een motiveringsgebrek in het terugkeerbesluit. Dit gebrek is niet zodanig dat daarmee vaststaat dat het besluit onjuist is. In beginsel kan dit gebrek namelijk door de minister worden hersteld met een aanvullende motivering, of, voor zover nodig, met een nieuw besluit, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Gelet daarop, stelt de rechtbank de minister in de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Om het gebrek te herstellen, moet de minister de belangen van de minderjarige kinderen van eiseres kenbaar meewegen in het terugkeerbesluit. Gelet op de korte termijnen die voor deze procedure gelden, bepaalt de rechtbank de termijn waarbinnen de minister het gebrek kan herstellen op twee weken na verzending van deze tussenuitspraak, dus uiterlijk 11 december 2024.
15. Om onnodige vertraging te voorkomen en gelet op de korte termijnen, moet de minister zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen één week, meedelen aan de rechtbank of zij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat is uiterlijk 4 december 2024. Als de minister gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de
4 ECLI:NL:RVS:2024:1970, r.o. 5.1.1. en 5.2.
5 ECLI:EU:C:2021:197, C-112/20.
6 Zie ECLI:EU:C:2021:197, C-112/20, paragraaf 36.
gelegenheid stellen binnen twee weken te reageren op de herstelpoging van de minister. In beginsel, ook in de situatie dat de minister de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
17. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt de minister op uiterlijk 4 december 2024 de rechtbank mee te delen of zij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt de minister in de gelegenheid om uiterlijk 11 december 2024 het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 november 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.